In de vorige eeuw was men het er unaniem over eens, dat de circulatiebank èen particu liere instelling behoorde te zijn. Gevreesd werd nl., dat wanneer van de circulatiebank een staatsinstelling werd gemaakt deze „staatsbank in tijden, dat de staatshuishouding veel geld be hoefde, te veel bankbiljetten zou creëren, waar door ernstige waardeverstoringen van het ruil middel zouden optreden. De tijden en ook de meningen veranderden ech ter en speciaal de eerste wereldoorlog had tot gevolg, dat ingrijpende veranderingen plaats hadden. De staten, die aan de oorlog meededen, hadden enorme bedragen nodig voor de oorlog voering en deze bedragen werden grotendeels door de desbetreffende circulatiebanken ge fourneerd. Dekkingspercentages werden ver laagd of afgeschaft en in vele landen traden grote evenwichtsverstoringen op. Na de oorlog- moest getracht worden het economisch leven weer op gang te brengen. De tijd na de oorlog werd gekenmerkt door inflatie en armoede. Voor de wederopbouw van de door de oorlog getroffen landen was veel geld nodig en de Cen trale Banken werd veelvuldig om hulp ge vraagd. Het welzijn van de Staat hing voor een deel af van de politiek door de Centrale Bank gevoerd. Vanzelfsprekend werd in deze tijd het contact tussen de Staat en de Bank hechter. Dit contact werd nog verstevigd door de econo mische crisis, die in 1929 losbarstte en die grote delen van de wereld teisterde. Op allerlei gebied werd de bemoeienis van de Staat ingrijpender en dus ook op het terrein van het geldwezen. In verschillende landen werden in die tijd dan ook, voorzover zulks nog niet was geschied, de circulatiebanken genationaliseerd. In het kapitaalkrachtige, buiten de oorlog ge bleven Nederland was de tijd in de dertiger jaren hiervoor nog niet rijp, doch de catastro- phale gevolgen, die de tweede wereldoorlog met zich meebracht, heeft naar wij mogen aan nemen ook in ons land van de circulatiebank in zekere zin een staatsinstelling gemaakt. In 1948 en wel bij de bankwet van 8 April van dat jaar werd de Nederlandsche Bank genatio naliseerd. Het aandelenkapitaal der Bank is bij afzonderlijke wet van 1 Augustus 1948 aan het Rijk overgedragen. De werkzaamheden van de Bank vinden wij op gesomd in hoofdstuk II van de bankwet 1948. Als werkzaamheden der bank worden daar aan gegeven 1. De bank heeft tot taak de waarde van de Nederlandse geldeenheid te reguleren op zodanige wijze als voor s lands welvaart het meest dienstig is en daarbij die waarde zoveel mogelijk te stabiliseren. 2. Zij verzorgt de geldsomloop in Nederland, voorzover deze uit bankbiljetten bestaat, vergemakkelijkt het girale verkeer in Neder land en bevordert het betalingsverkeer met het buitenland. 3. Zij oefent toezicht uit op het credietwezen. 4. In afwachting van de totstandkoming van een wettelijke regeling van het toezicht op het credietwezen kunnen in dringende gevallen bij algemene maatregel van bestuur, na de Bankraad te hebben gehoord, nadere maat regelen worden gesteld, volgens welke de Nederlandsche Bank toezicht zal uitoefenen in het belang van de solvabiliteit en de liqui diteit der credietinstellingen en van een ge zonde op juiste beginselen berustende cre- dietverlening. I11 het slot van art. 9 sub 4 lezen wij, dat wanneer een zodanige alge mene maatregel van bestuur tot stand komt, zo spoedig mogelijk een ontwerp van wet wordt ingediend ten einde bedoelde maat regel te bekrachtigen. De laatste bevoegdheid heeft vooral de laat ste tijd in het middelpunt der belangstelling gestaan in verband met de afgekomen cre- dietbeperkingsmaatregelen en het in dit ver band gepubliceerde bericht, dat binnen af zienbare tijd een wetsontwerp van het toe zicht op het credietwezen aan de volks vertegenwoordiging ter goedkeuring zal worden voorgelegd. Art. 15 van de Bankwet 1948 bepaalt, dat de bank behalve het uitgeven van bankbiljetten ook nog bevoegd is tot het verrichten van de vol gende werkzaamheden a. het afgeven van bankassignatiën op haar kantoren en op haar correspondenten; (Bankassignatiën zijn opdrachten tot uitbetaling met een beperkte looptijd aan een bankkantoor van een op de assignatie vermeld bedrag). b. het ontvangen van gelden in rekening- couranit van rekeninghouders, het uit voeren van opdrachten tot overschrij ving en uitbetaling, het incasseren ten behoeve vair rekeninghouders en het houden van verrekeningen met of tussen anderen 7

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1951 | | pagina 7