Enige bijzonderheden over de Nederlandsche Bank De invloed van de Nederlandsche Bank op de werkzaamheden in onze organisatie is vooral ge durende de jaren na de oorlog zeer groot gewor den, o.a. door de voorschriften, die door deze instelling zijn gesteld t.a.v. de credietverlening. \V anneer wij dan ook de correspondentie eens inkijken, die de laatste jaren door de boeren leenbanken met de Centrale Bank is gevoerd, dan komen wij de naam van de Nederlandsche Bank herhaaldelijk tegen in zinnen als „mits credietdeblokkeringsvergunning van de Neder landsche Bank wordt verkregen" of „in ver band met de voorschriften van de Nederland sche Bank." Speciaal in de laatste tijd is de naam van de Nederlandsche Bank weer het onderwerp ge weest van vele gesprekken en brieven in ver band met de voorgenomen credietbeperkings- maatregelen, zodat wij menen goed te doen deze zo belangrijke instelling in een artikel weer eens het onderwerp van bespreking te doen zijn. Wij zullen enkele problemen, die zich bij de ontwikkeling van de Nederlandsche Bank voor gedaan hebben, behandelen, waarbij wat dieper zal worden ingegaan op de bankwet van 1948. De werkzaamheden der Bank, zoals zij in deze wet zijn aangegeven, zullen een punt van bespre king uitmaken, terwijl vervolgens een voorbeeld zal worden gegeven van een weekstaat der Bank waarin deze werkzaamheden tot uiting komen en een korte bespreking van de voor naamste posten hierop voorkomende. De Nederlandsche Bank is bi] Souverem be sluit opgericht in 1814. Zij is een N.V., waar van het aanvangskapitaal 5.000.000.be droeg. Later is dit kapitaal verhoogd tot 20.000.000.De Bank is opgericht met het doel handel en industrie crediet te geven en om het land van ruilmiddelen te voorzien. De Bank werd dus circulatiebankzij maakte er o.a. haar werk van bankpapier uit te geven. Onder bankpapier wordt verstaart toonder papier, dat uitgegeven wordt door een circu latiebank. Een strijdpunt is destijds geweest of de uitgifte van bankbiljetten in handen gegeven moest worden van één, dan wel in handen van meerdere circulatiebanken. In Nederland werd aan de Nederlandsche Bank geen monopolie ge geven. Bepaald werd, dat een circulatiebank- kon worden opgericht krachtens een bijzondere et en op voet en voorwaarden bij zodanige wet te stellen. Daar van andere banken p-een verzoeken zijn binnengekomen, bezit de Neder landschap Bank feitelijk vanaf het tijdstip van haar oprichting een monopolie in de bank- biljettenuitgifte. Een andere belangrijke kwestie is geweest hoe ver de bank met haar bankbiljettenuitgifte kon gaan. Kon zij de maatschappij onbeperkt van ruilmiddelen voorzien of moest deze uitgifte aan bepaalde grenzen gebonden zijn? In Enge land is hierover de strijd ontstaan tussen de aanhangers van het banking- en die van het currency-principle. De aanhangers van het banking-principle zeiden, dat de omvang van de hoeveelheid uit te geven bankbiljetten be paald diende te worden door de behoefte daar aan van de maatschappij. De circulatiebank moesit dus het land van bankbiljetten voorzien al naar mate daaraan behoefte bestond. De aanhangers van het currency-principle waren het daarmede, niet eens. Zij waren van mening, dat de bankbiljettenuitgifte aan be paalde grenzen behoorde gebonden te 'zijn,, aan gezien zij vreesden, dat bij toepassing van het door de aanhangers van het banking-principle gepropageerde systeem in de praktijk, dit leiden zou tot een te lichtvaardige bankbiljettenuit gifte, hetgeen de waardevastheid van het ruil middel zou schaden. Een derde stelsel van bankbiljettenuitgifte, dat zeer veel aanhang heeft verkregen, was dat der z.g. proportionele dekking. Dit hield in, dat het totaal der uitgegeven bankbiljetten en andere opeisbare verplichtingen der Bank gedekt moest zijn tot een zeker percentage door edel metaal. Het stelsel der proportionele dekking is ook in ons land toegepast. Vóór 1914 en van 1929 tot 1943 moest 40 van het totaal der verplich tingen der Nederlandsche Bank door edel metaal gedekt zijn (gedurende de jaren 19141929 was het dekkingspercentage 20). Dit betekende dus (we nemen een dekkingspercentage van 40 aan), dat wanneer voor 1 milliard aan bank biljetten was uitgegeven en de andere verplich tingen der Bank 250.000.000.bedroegen, in de kelders van de Nederlandsche Bank voor een waarde van 500 millioen aanwezig moest zijn. De verhouding tussen de verplichtingen van de Bank en het edel metaal (goud) is nu ver dwenen en de nieuwe voorschriften omtrent de omvang van de circulatie zijn nog niet bekend. 6

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1951 | | pagina 6