FINANCIEEL OVERZICHT R.P.S. voor te schrijven, doch is zeer zeker bevoegd om de voogd, mits die daartoe het verzoek heeft gedaan, te machtigen de gelden bij de Spaarbank der boerenleenbank te be leggen. Financieringsregelingen In verband met de ons gestelde vraag of de in gevolge de Financieringsregeling 1947 of 1948 toegezegde jaarlijkse bijdrage en bijdrage ineens nog door het Rijk zullen worden voldaan indien het pand, waarvoor die bijdragen zijn toege kend, door brand is verwoest, hebben wij ons tot het ministerie van Wederopbouw en Volks huisvesting gewend. Dit ministerie deelde ons mede dat, indien gedurende de periode, waar over de bijdrage is toegekend, de opstal door brand wordt verwoest, het recht op de bijdrage automatisch vervalt, omdat het pand, waarvoor de bijdrage werd gegeven, geacht moet worden niet langer te bestaan. Wordt daarna tot her bouw overgegaan in de oorspronkelijke toe stand, dan herleeft het recht op de bijdrage weer als de opstal voor bewoning is gereed ge komen. Gezien het standpunt, door het ministerie inge nomen, is het dus wel zaak, dat de boerenleen banken. indien zij op woningen, gebouwd met toekenning van een jaarlijkse bijdrage en uitke ring ineens, een voorschot onder hypothecair verband en onder cessie der bijdragen en uitkering ineens hebben gegeven, er nauwlettend op toezien, dat het pand voor de volle herbouwwaarde wordt verzekerd. Deze eis kan zeer zeker wor den gesteld, daar bij de berekening van de bij drage, d.i. in feite bij de berekening van de rendabele bouwkosten, onder de lasten rekening is gehouden met een brandassurantiepremie ad y2 °/00 van de goedgekeurde bouwkosten. Herbouwwaarde is in dit geval dus het volledige bedrag der bouwkosten van het huis. De waarde van de grond blijft buiten beschouwing. Wij tekenen bij het bovenstaande nog aan, dat in de Financieringsregeling 1947 noch in de Financieringsregeling 1948 een rechtstreekse be paling is te vinden, op grond waarvan in geval van verwoesting door brand, de uitkering van de rijksbijdrage gestaakt zou kunnen worden. An derzijds is de opvatting van het ministerie verre van onlogisch. De jaarlijkse bijdrage is in feite een soort huur, niet betaald door de huurder (gebruiker) doch door de Staat. Zodra het ob ject, waarvoor de huur verschuldigd is, door een ramp is verwoest, eindigt de verplichting tot huurbetaling en dus ook de verplichting tot betaling der jaarlijkse bijdrage en de uitkering ineens. Tegen de vermogensschade, doordien de uitkering ineens wegvalt, kan men zich verze keren en wel door het gebouw in herbouwwaarde te verzekeren. Wanneer wij, zoals gebruikelijk is aan het einde van het jaar, de ontwikkeling op financieel ter rein hier te lande overzien, dan moeten wij helaas vaststellen, dat de daaromtrent gekoes terde verwachtingen geenszins in vervulling zijn gegaan. Het hoofddoel, nl. het herstel van de vrije inwisselbaarheid van de gulden in het in ternationale betalingsverkeer, kwam geen stap naderbij en zelfs de economische unie met onze Zuiderburen bleef dientengevolge tot dusverre een luchtkasteel. Voorop gesteld zij, dat zich verschillende sto rende factoren van internationale aard hebben voorgedaan, waaraan die teleurstellende ontwik keling in hoge mate te wijten viel. Eerst was het de ons opgedrongen devaluatie, welke de verhouding tussen de waarde van goe- dereninvoer en -uitvoer ook wel ruilvoet genoemd ten ongunste beïnvloedde, later, na het ontbranden van de strijd in Korea, maakte dé daarop gevolgde sterke stijging der grond stof fenprij zen die ruilvoet voor ons land nog ongunstiger. De uitwerking van een en ander weerspiegelde zich in een aanzienlijke toeneming van het tekort op onze handels- en betalingsbalans, terwijl de regering op een tegengestelde ontwikkeling had gerekend. Het bedrag, waarmede de invoer de uitvoer in 1950 zal overtreffen, ligt tussen de twee en twee en een half millioen gulden, terwijl het tekort op de lopende rekening van de beta lingsbalans waaronder wordt verstaan het nadelige verschil, dat het betalingsverkeer met het buitenland heeft opgeleverd in elk geval een bedrag van één milliard gulden zal te boven gaan. Dat het op zich zelf nog aanzienlijke tekort op de betalingsbalans veel kleiner is dan dat op de 17

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1951 | | pagina 17