1
De betalingsbalans in 1950
Bij de onlangs gehouden debatten in de Tweede
Kamer heeft minister Lieftinck enige mede
delingen gedaan, die met grote duidelijkheid aan
tonen hoe moeilijk onze economische positie nog
steeds is. Het tekort op de betalingsbalans, dat
in 1949 zo'11 mooie daling te zien gaf, zal in
195° ongeveer viermaal zo groot zijn dan in het
voorafgaande jaar. We hebben er zelf niet
veel schuld aan. Het ligt voor de hand,, dat we
meedoen aan de vrijmaking van de Europese
handel. Voorshands heeft dit vooral tot ge-
volg gehad, dat ons invoersaldo sterk is ge
stegen. Hierdoor is de betalingsbalans in niet
geringe mate onguntig beïnvloed. We hebben
gehoopt, dat het tot stand komen van de Euro
pese Betalingsunie de gezondmaking van de
Europese economie zou inluiden en dat ook
Nederland er spoedig de gunstige gevolgen van
zou ondervinden, doch de werking daarvan is
voorlopig nog te beperkt om zulk een invloed
te kunnen uitoefenen. In ieder geval is de
E.B.L in haar uitwerking verre overschaduwd
door de enorme stijging der grondstof fenprij-
zen, die de ruilvoet van Europa met overzese
landen zeer nadelig heeft beïnvloed. Sommige
landen, die deelnemen aan het Marshall-plan,
hebben van de stijging der grondstoffenprij-
zen geprofiteerd. Dat betreft vooral Engeland,
dat zijn dollarreserves in korte tijd sterk heeft
zien groeien. Voor Nederland echter is deze
ontwikkeling niet meer of minder dan ramp
zalig. Het heeft de hoop, dat wij in 1952 het
punt zouden kunnen bereiken, waarop wij geen
Amerikaanse hulp meer nodig zouden hebben,
in rook doen vervliegen.
Een landbouwplan voor Europa
Men moet bewondering hebben voor de vol
harding waarmede velen in Europa blijven wer
ken aan de liberalisatie van het handels- en be
talingsverkeer en aan de integratie van de pro
ductie.
Boven veler verwachting schijnt men erin te
slagen het plan-Sehumann vorm en inhoud te
geven en iets tot stand te brengen, dat het
uitzicht opent op de éénwording van de Euro
pese kolen- en staalindustrie. Van Nederlandse-
zijde laat men zich niet onbetuigd en is het
initiatief genomen om ook op landbouwgebied
tot gezondere verhoudingen te komen. Het plan-
Mansholt is enige weken geleden gelanceerd.
Er is echter weinig van bekend geworden. De
agrarische kant van de economische éénwor
ding van Europa is wel bijzonder moeilijk. I11
vele landen is de protectionistische gezindheid
zo sterk, dat ze niet in korte tijd overwonnen
kan worden. 1 er gelegenheid van zijn inaugu
rale rede te Rotterdam heeft Dr. Frietcma het
moeilijke terrein verkend en zonder al te pes
simistisch te worden ons toch wel te verstaan
gegeven, dat sterke krachten zich verzetten
tegen de integratie van de Europese landbouw.
Dit erkent trouwens ook onze minister van
Landbouw. Verschillene factoren zijn er de
oorzaak van, dat geen Westeuropees land zijn
agrarische bevolkingsgroep in ernstige mate in
zijn belangen zal kunnen aantasten. Deze fac-
toien hebben geleid tot een sterke afsluiting
an de nationale markten, die op haar beurt
de afzetmogelijkheden van andere Westeuropese
landen weer vergroten. Het is duidelijk, dat de
unificatie van de Westeuropese markt niet aan
stonds kan worden verlangd. Een belangrijke
stap tot verbetering van de situatie zou echter
gezet worden indien men er toe bereid was
het toelaatbare maximum van nationale be
scherming onder controle te stellen van een
Europees orgaan en dit maximum geleidelijk-
te verlagen. Daardoor zou de eerste voor
waarde voor de bijdrage van de landbouw
tot het herstel van de Europese economie, nl.
een vrijere uitwisseling van de landbouwpro
ducten tussen de Westeuropese landen, wor
den vervuld.
Een gunstig teken
Wat de Amerikanen zullen doen wanneer het
oorspronkelijk voorgestelde tijdstip, waarop de
Marshall-hulp zal eindigen (midden 1952), be
reikt zal zijn, is nog onzeker. Een gunstige
noot is, dat Trumans speciale adviseur voor
economische aangelegenheden, Gordon Gray,
een rapport heeft ingediend, waarin gesteld
wordt, dat de economische hulp aan Europa
gedurende ten minste achttien maanden na dc
afloop van het Marshall-plan moet worden
voortgezet.
t
4