Financiën bezuinigingen ten bedrage van 100 a 150 millioen heeft aangekondigd. De moei lijkheden, die wij op het terrein van het beta lingsverkeer met het buitenland nog te over winnen hebben, vormen een duidelijke aanwij zing, dat de monetaire gevaren voor ons land nog niet tot het verleden behoren. Uit de per 20 November afgesloten weekstaat van De Nederlandsche Rank blijkt dat, in over eenstemming met de regeling, die tussen ons land en de Verenigde Staten is getroffen, een bedrag van 250 millioen van de bijzondere rekening van de schatkist naar de gewone reke ning van het Rijk is overgeboekt. Zoals reeds eerder was medegedeeld, zal 250 millioen van de tegenwaarde der van Amerika ontvangen schenkingen worden gebruikt om uitgaven te dekken, die reeds op de begroting waren opge nomen. Behalve deze wijze van besteding had men nog de keuze tussen twee andere manieren om het vrijkomende bedrag van de tegenwaarde der Marshall-gelden te gebruiken (vooropge steld dan altijd, dat Amerika daartoe toestem ming zou geven) nl. men kon de 250 millioen gebruiken om er schatkistpapier of andere staatsschuld mede af te lossen of men kon er uitgaven mede dekken voor objecten, die niet op de begroting waren opgenomen. De eerste methode zou de schijn wekken een groter defla- toir effect te hebben dan de thans gevolgde politiek. Meer dan schijn is dit evenwel niet, want het gevolg van de extra-aflossing van vlottende schuld zou slechts zijn, dat men later, wanneer de op de begroting opgenomen objec ten betaald moeten worden, opnieuw f 250 mil lioen schulden zou moeten maken om deze be taling te financieren. Het andere genoemde geval 11I. dat, waarin men de vrijgekomen 250 millioen zou gebruiken voor uitgaven, die niet op de begroting zijn opgenomen, zou het totaal van de uitgaven der overheid vergroten en een dergelijke besteding zou daarom een onmisken baar inflatoir effect hebben. Het is alleszins begrijpelijk, dat men dit in de positie, waarin wij ons bevinden, vermeden heeft. De versnelling van het tempo der bewapening heeft vooral voor het economische herstel van ons land ongunstige gevolgen gehad. Het meest in het oog springende gevolg van de bewape ningswedloop is een welhaast ongekend scherpe prijsstijging van een aantal belangrijke grond stoffen. Deze prijsstijging oefent een duidelijk merkbare ongunstige invloed op onze handels balans, omdat wij daardoor aanmerkelijk meer moeten betalen voor onze invoer, zonder dat daar een hogere opbrengst van onze uitvoer- producten tegenover staat. Veeleer het tegendeel is het geval, immers de verschuivingen, die door de ontwikkeling der laatste maanden zijn ontstaan, hebben tot een beperking van de in voer in West-Duitsland geleid en deze beper kingen maken het vergroten van onze uitvoer tot een nog moeilijker oplosbaar probleem dan het reeds was. Op de beurs maken deze en soortgelijke over wegingen niet veel indruk. Behoudens enige minder belangrijke uitzonderingen schommelen de koersen daar nu reeds geruime tijd op vrijwel hetzelfde niveau en onbelangrijke koersverbete- ringen worden regelmatig afgewisseld door even onbelangrijke dalingen. Op de emissiemarkt valt de laatste weken een iets grotere bedrijvigheid waar te nemen. De emissie Spanjaard is een duidelijk succes geworden en de claims zijn de laatste dagen vóór de inschrijving tot vrij belangrijk boven hun theoretische waarde gestegen. Ook voor de emissie van de aandelen Lettergieterij schijnt wel belangstelling te bestaan. Toch lijkt het voorbarig hieruit de gevolgtrekking te maken, dat er een kentering op de emissiemarkt is in getreden; daartoe zijn de bedragen der jongste emissies van te bescheiden omvang. Men dient er rekening mede te houden, dat men ook in de toekomst nog te kampen zal hebben met een te gering aanbod van kapitaal, dat bereid is de normale economische risico's van het bedrijfs leven te aanvaarden. Dit te kleine aanbod van z.g. risicodragend kapitaal vormt een ernstige belemmering voor de industrialisatie van ons land. Tot dusver is men er nog niet in geslaagd een brug te slaan tussen de grote kapitalen, die de institutionele beleggers voor belegging beschikbaar hebben en de behoeften aan kapitaal van het bedrijfsleven. Het zal geen eenvoudige taak zijn voor dit moeilijke probleem een bevredigende oplossing te vinden. Ondanks de slechte ervaringen, die de beleggers de laatste tientallen jaren met het steeds in koopkracht verminderde geld hebben opgedaan, schijnt men in het algemeen dit risico minder zwaar te tellen dan de risico's, die aan een belegging in goede aandelen verbonden zijn. Waarschijnlijk herinnert men zich nog te goed de zware verliezen, die na de eerste wereld- 13

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1950 | | pagina 13