UIT DE PRAKTIJK
gaat Dr. Kissler in zijn rapport over tot een
bespreking van de bronnen van het landbouw-
crediet.
In de behoefte aan kortlopend credict wordt
voorzien door de spaarbanken en boerenleen
banken. De verstrekking van credieten voor het
aanschaffen van zaaizaad en meststoffen, als
mede die van credieten voor afzet, verwerking
en opslag van landbouwproducten ondervindt
geen of weinig moeilijkheden door de herfinan-
cierings- en herdisconteringsmogelijkheden.
Moeilijker is de financiering van het landbouw-
crediet met middelbare looptijd. De middelen,,
welke op korte termijn aan de banken worden
toevertrouwd, zijn voor genoemde financiering
nauwelijks toereikend- Gezocht wordt naar een
mogelijkheid om de herdiscontering van deze
middelbare landbouwcredieten te doen geselde-
den door middel van de uitgifte van 5- of 10-
jarige obligaties. Tot dusverre zijn uitgifte en
plaatsing van dergelijke obligaties echter nog
niet mogelijk gebleken.
De meeste moeilijkheden worden echter onder
vonden bij het verkrijgen van de kapitalen, no
dig voor de verstrekking van langlopend grond-
crediet. De normale bronnen hiervoor zijn de
uitgifte van pandbrieven op de binnenlandse
markt en het opnemen van leningen in het bui
tenland.
Het vormen van werkelijk spaarkapitaal is in
Duitsland ten gevolge van het feit, dat de be
volking haar beschikbare geldmiddelen moet
aanwenden ter bevrediging van haar dringende
behoefte aan consumptiegoederen, tot dusverre
slechts in geringe mate mogelijk geweest. Voorts
is de buitengewoon hoge inkomstenbelasting in
geringe mate mogelijk geweest. Voorts is de
buitengewoon hoge inkomstenbelasting in Duits
land een zware hinderpaal voor het sparen. Als
gevolg van de door de muntcorrectie te weeg
gebrachte waardedaling der spaartegoeden (deze
werden op 6y2 teruggebracht) spelen bij het
publiek ten slotte psychologische remmen een rol.
Bovengenoemde tegenwerkende factoren zijn er
de oorzaak van, dat de werkelijke kapitaal
vorming uit besparingen in 1949 bij de banken
slechts DM 550 millioen bedroeg tegenover DM
800 millioen na de vorige muntcorrectie (in
19-4en DM 1,46 milliard in 1925.
De werkelijke besparingen, welke bij de geza
menlijke spaarinstellingen plaats vonden, zijn
niet meer dan I4 van die, welke in 192^ werden
becijferd.
Uit het bovenstaande blijkt wel, dat onder
de huidige omstandigheden bevrediging van
de voornaamste Iandbouwcredietbehoeften uit
Duitse bron niet mogelijk is.
Het behoeft dan ook geen betoog, dat het door
middel van het Marshall-plan beschikbaar stel
len van middelen ter voorziening in de meest
dringende credietbehoeften door de landbouw
met vreugde is begroet. Al zijn deze middelen
in verhouding tot de vraag ook gering van
omvang, toch verschaffen zij de mogelijkheid
om de noodzakelijkste credietbehoeften te be
vredigen. De beschikbare gelden worden uitslui
tend gebruikt voor doeleinden, die direct gericht
zijn op vergroting van de productie. Men gaat
daarbij uit van de overweging, dat tot aan het
tijdstip van het eindigen der Marshall-hulp in
1952 een zo groot mogelijke productie op land
bouwgebied moet zijn bereikt. Ondanks de
sedert het begin van dit jaar ingetreden rente
daling voor credieten, verstrekt uit de Marshall
hulp de percentages noemden wij hiervoor
reeds), moet deze rente voor de landbouw toch
te hoog worden geacht, omdat de rentabiliteit
onder die van andere bedrijfstakken ligt. Dit
laatste houdt verband met het feit, dat de om-
zetsnelheid van het in de landbouw gestoken
kapitaal in het algemeen op één jaar kan gesteld
worden, terwijl in andere bedrijfstakken het
kapitaal meerdere malen per jaar kan worden
omgezet.
Een goedkopere credietverlening is onder de
huidige omstandigheden voor de Bondsrepubliek
uit eigen kracht niet mogelijk.
(Slot volgt.)
Ondanks de belangrijke toename van de spaar
gelden bij de boerenleenbanken is ons gebleken,
dat cijfers slechts een relatieve waarde hebben.
Een publicatie van het Centraal Bureau voor de
Statistiek toont aan, dat het totaal der spaar
gelden van de gezamenlijke boerenleenbanken
in vergelijking tot de z.g. Bondsspaarbanken en
Groei van onze spaarbanken?
8