gesteld, dat een goed functionnerend geheel wordt verkregen. De vraag moet worden be antwoord: op welke wijze kan de samenwerking van zo velen tot stand gebracht en zo worden ge organiseerd, dat dit alles verwezenlijkt kan worden Het antwoord,, dat aanvankelijk werd gegeven, was even stellig als eenvoudig. Alleen de vrije, prijsvorming is in staat deze taak te vervullen. Er schuilt een belangrijke kern van waarheid in. In geen samenleving, tenzij een zeer primi tieve, kan men de leidraad der prijzen ontberen. Maar spoedig werd er aan getwijfeld of de prijsvorming wel als de enige regulator van het economische leven kon worden aanvaard. I Iet organiserend vermogen van markten en prijzen reikt niet ver genoeg om aan alle aspec ten van het sociaal-economisch leven recht te doen wedervaren. Met tal van waarden, die niet in geld kunnen worden uitgedrukt, kunnen deze geen rekening houden. De verdere ontwikkeling van de productie heeft toestanden te voorschijn geroepen, die niet meer overeenstemden met de veronderstel lingen, waarvan men bij de verdediging van het stelsel was uitgegaan. De voortgaande con centratie der productie deed het aantal markt partijen menigmaal zozeer slinken, dat op be langrijke markten geen vrije prijsvorming meer plaats vond. De vrijheid, door de overheid aan de individuen gelaten, werd door hen gebruikt om deze op vele markten aan banden te leggen. De monopolievorming heeft belangrijke af metingen aangenomen, Beziet men deze om wikkeling wat nader, dan blijkt vaak, dat er geen keuze meer is tussen vrije productie en vrije prijsvorming enerzijds en een bewust ge leide productie en beheerste prijsvorming ander zijds. De vraag blijft alleen te beantwoorden door wie zullen de productie en de prijzen wor den beheerst en geleid? Naast de individuele huishoudingen, uit wier onderling verkeer spontaan de economische orde zou groeien,, zijn andere machten opgetreden, die op het sociaal-economisch proces aanzien lijke invloed uitoefenen. Het zijn de overheid, de arbeidersorganisaties, kartels en verwante vormen van ondernemingscombinaties en ten slotte de coöperatieve beweging, die vooral op het gebied van de landbouw van doorslag gevende betekenis is geworden. Ondanks ver schillen in doelstelling en organisatie leidt deze toch tot regeling en beheersing van het pro ductieproces. Tegen deze achtergrond moeten we de wet op de bedrijfsorganisatie plaatsen. Zij knoopt aan bij hetgeen gedurende die periode op sociaal-econo misch terrein is gegroeid. Terugkeer naar het economisch individualisme is uitgesloten; het heeft zichzelf overwonnen. Maar het particulier initiatief, het streven van de individuen naar verbetering van hun positie en van de onder nemingen naar winst, het regulerend vermogen van markten en prijzen wordt niet terzijde ge steld. De waarde van het beginsel der persoon lijke verantwoordelijkheid wordt niet ontkend. De wet op de particuliere bedrijfsorganisatie aanvaardt evenzeer de talrijke organen van ondernemers en arbeiders, die onder de drang der feiten uit het bedrijfsleven zijn opgekomen. De wet doet meer dan ze aanvaarden. Zij trekt de lijnen door, die zich reeds begonnen af te tekenenzij tracht de bedrij fsorganen een hech ter grondslag en een breder en duidelijker om schreven taak te geven. Aan terugdringen van de overheid van het terrein van het sociaal- economisch leven kan moeilijk in ernst worden gedacht. De overheid kan echter een deel van haar taak aan de organen overlaten. Als hoed ster van het algemeen belang zal zij zich vooral bepalen tot leiding geven en toezicht houden. Zal langs de lijnen door de wet aangegeven een betere sociaal-economische orde groeien? Drei gen er niet veeleer nieuwe gevaren? Menigeen ducht ze. De een vreest, dat de overheid door middel van schijnbaar zelfstandige lichamen het bedrijfsleven zal beheersen, de ander, dat het georganiseerde bedrijfsleven de overheid zal terugdringen. Men denkt hier vaak in scherpe tegenstellingen, maar daarmede wordt de werkelijkheid geweld aangedaan. Tiet wezen lijke van de mens is, dat hij individu èn ge meenschapswezen is. De menselijke samenleving beschikt over vele organen. Zij hebhen één doel, maar verschillende functies- Er kunnen span ningen optreden, die opgeheven moeten worden, terwiil nevenschikking en onderschikking nodig zijn. De strekking van de wet is deze, dat zij zoekt naar een svnthese, naar een evenwicht tussen de verschillende krachten, die in onze maatschappij werkzaam zijn. Op de uitwerking in concreto echter komt het aan. Feitelijke ken nis en praktische zin zullen van groter betekenis zijn dan theoretische, constructies. En ten slotte is er de noodzaak tot het dragen van nieuwe verantwoordelijkheid. Bij regering, sociaal-economische raad, maar Lijnen worden doorgetrokken 5

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1950 | | pagina 5