Dat er te eniger tijd een devaluatie zou komen
moest toen immers als vaststaand worden aan
genomen. Alleen omtrent het tijdstip, waarop
zulks zou geschieden, tastte men in onzekerheid.
De verwachtingen met betrekking tot een nieuwe
wereldoorlog zijn echter veel vager en veel
zwakker gefundeerd. Het is tot dusverre ge
lukkig bij een spelen-met-vuur op behoorlijke
afstand van West-Europa gebleven en ware er
niet de ellendige ervaring van 1940 met de
Duitsers, dan zou men zich thans wellicht nau
welijks het hoofd breken over wat wel eens zou
kunnen gebeuren
Er is dus gelukkig vooralsnog reden te over
voor gerede twijfel en dit komt ons inziens ook
zeer duidelijk tot uitdrukking in de aarzelende
houding, waarvan de koersbeweging ter beurze
getuigt. Men krijgt zo de indruk, dat wie ruim
in de middelen zit, voor alle zekerheid 1111 maar
een gedeelte daarvan in de meest internationaal
getinte fondsen van de Amsterdamse beurs be
legt. Dat kan men te gemakkelijker doen, omdat
de betrokken fondsen ondernemingen betreffen,
die in elk geval reeds van de onder de in
vloed van de bewapeningsbehoeften sterk
gewijzigde verhoudingen op de grondstoffen-
markten zullen profiteren. Van een algemene
vlucht uit het geld in bedoelde aandelen is echter
geen sprake. Daarvoor voltrekt de koersstijging
zich te traag.
Tegenover de drang naar grotere veiligheid
door een zekere vlucht uit het geld doet zich
zelfs evenzeer een neiging gelden naar ver
hoogde liquiditeit, ten dele in verhand met de
verwachting omtrent een stijging van lonen en
prijzen, ten dele wellicht ook om op niet te voor
ziene gebeurlijkheden voorbereid te zijn. De
zware belastingdruk doet zich trouwens nog
onverminderd gelden, terwijl het op peil houden
van thans meer dan ooit met eigen middelen
moet worden gefinancierd.
Voorzover de gewijzigde situatie voedsel geeft
aan inflatieverwachtingen, steunen deze aller
minst nog op de feitelijke ontwikkeling. De
bankbiljettencirculatie bedraagt op het ogenblik-
rond 2.800.— millioen tegen 3.035-mil-
lioen einde 1949. De totale geldomloop per einde
Juni jl. latere cijfers zijn nog niet beschik
baar met inbegrip van het tegoed op reke
ning bij banken en girokantoren, beliep
ƒ7.203.millioen, waarvan 4.237.-millioen
giraal tegoed, tegen een totaal van 7.552.
millioen einde 1949, waarvan ƒ4.426.- mil
lioen giraal tegoed.
Reeds meermalen is te dezer plaatse de aan
dacht gevestigd op het verband tussen de geld
omloop en de bijzondere rekening van het Rijk-
bij de Nederlandsche Bank, waarop de tegen
waarde in guldens wordt geboekt, die het Rijk-
ontvangt voor de Marshall-schenkingen. Het
saldo op deze rekening is inmiddels tot niet
minder dan 1.162.millioen gestegen tegen
ƒ610.millioen op 2 Januari jl. Het vrije
tegoed van het Rijk bij de Nederlandsche Bank
bedraagt daarnaast rond 350..millioen.
Het geld, dat op de bijzondere rekening terecht
komt, wordt aan de gewone geldcirculatie ont
trokken, in afwachting van de besteding voor
speciale doeleinden, waarvoor van geval tol
geval, zoals men weet, de goedkeuring van de
Marshall-administratie vereist is. De toestem
ming wordt steeds verleend indien het produc
tieve doeleinden, zoals de droogmaking van de
Zuiderzee en de uitbreiding van de hoogovens
hetreft. Nadat die goedkeuring is afgekomen,
geschiedt dan de overboeking naar de vrije
rekening van de schatkist. De gedachtengang is
daarbij, dat, althans na verloop van tijd, tegen
over de vergroting van de geldomloop, die van
bedoelde uitgaven het gevolg is, ook een ver
meerdering van het goederenvolume mag wor
den verwacht, waardoor dus het evenwicht
tussen geldhoeveelheid en goederenvoorraad
behouden blijft en voorzover tijdelijk (tijdens
de uitvoering der werken) een gelduitbreiding
plaats vond, deze later weer door de met ver
traging volgende vergroting van het goederen
reservoir wordt opgevangen.
Het zal echter duidelijk zijn, dat het evenwicht
tussen geld en goederen wèl kan worden ver
stoord, indien minder verbruiksgoederen wor
den voortgebracht, omdat een groter gedeelte
van het productie-apparaat aan de verhoogde
defensie-inspanning dienstbaar moet worden
gemaakt. Eenzelfde verstorende invloed gaat er
natuurlijk uit van het in circulatie komen van
Marshall-guldens ten behoeve van de versterkte
wapening. Waarschijnlijk zal het een zowel als
het ander zich in de naaste toekomst voordoe'-.
Van monetair standpunt bezien maakt het
eigenlijk niet veel uit of het Rijk b.v. schatkist
papier hij de Nederlandsche Bank zou plaatsen
en daartegenover voor een overeenkomstig be
drag aan guldens op vrije rekening zou worden
gecrediteerd of dat er eenzelfde bedrag aan
Marshall-guldens ter vrb'e beschikking komt.
Het laatste, is voor het Rijk alleen aangenamer,
omdat dan geen nieuwe schuld moet worden
13