Ct"%>Cvlcvuvi^
VOOR DE WEDEROPBOUW VAN DOOR
OORLOGSGEWELD VERWOESTE GEBOUWEN
Nu de wet op de materiële oorlogsschade reeds
enige tijd in werking is, verdient het o.i. aan
beveling na te gaan in hoeverre de boerenleen
banken bij de financiering der wederopbouw
nog een taak kunnen hebben en tot welke be
dragen hiervoor onder hypothecair verband
geldleningen kunnen worden verstrekt.
Het is uiteraard bekend, dat de feitelijke bij
drage in de oorlogsgeweldschade is bepaald op
de vervangingswaarde per 9 Mei 1940 en dat
deze bijdrage onvoldoende is om, gezien de zo
zeer gestegen bouwkosten, daarvoor een nieuw
ongeveer gelijkwaardig gebouw te plaatsen.
De wet op de materiële oorlogsschade is aan
deze moeilijkheid op drie manieren tegemoet
gekomen en wel door de regelingen, vervat in
art. 8 (vergoeding naar de huidige vervangings
waarde, mits het overige vermogen van de recht
hebbende zoals dit voor de vermogensheffing
in aanmerking is genomen het bedrag van
20.000.niet te boven gaat), art. 71 (cre-
dietfaciliteit met daaraan verbonden uitgestelde
bijdrage) en art. 72 (aanvullende bijdrage).
De regeling van art. 8, waarbij dus de oor
logsgetroffene in vele gevallen een volledige
vergoeding ontvangt, met dien verstande echter,
dat hij desondanks een betrekkelijk klein gedeelte
der kosten te dragen krijgt in verband met de
omstandgheid, dat hij in plaats van een oud,
een nieuw gebouw krijgt, zal uit het oogpunt
van financiering weinig of geen moeilijkheden
opleveren.
Wij zullen ons dus bepalen tot de regelingen
van art. 71 en 72 en dan nog uitsluitend tot het
punt der eventuele financiering met behulp van
bij derden onder hypothecair verband op te
nemen gelden. Niet wordt dus gesproken onder
welke omstandigheden men op de van overheids
wege in de wet neergelegde faciliteiten recht
kan laten gelden.
Indien wordt beschouwd de gebruikmaking van
de faciliteit van crediet met uitgestelde bijdra
ge, wordt de feitelijke toestand deze, dat het
crediet in het algemeen niet door de Staat zal
worden verstrekt, doch moet worden opgenomen
bij derden het mag uiteraard ook door de ge
rechtigde uit eigen middelen worden gefinan
cierd).
Het crediet bedraagt de toelaatbare stichtings-
kosten verminderd met de rendabele stichtings-
kosten of anders uitgedrukt, het crediet is ge
lijk aan de niet rendabele stichtingskosten, zoals
die volgens de regelen van art. 71 zullen worden
vastgesteld.
Het door de Staat te geven crediet is renteloos.
Zorgt de gerechtigde zelf voor de benodigde
middelen, dan ontvangt hij gedurende 10 jaren
daarover van de Staat een vergoeding, berekend
naar 4% rente, terwijl na 10 jaren de uitge
stelde bijdrage wordt verstrekt, welke bijdrage
dan wordt vastgesteld naar de omstandigheden,
zoals die dan gelden.
Indien wij aannemen, dat voor een bepaald ge
bouw de herbouwkosten bedragen 20.000.
dan zal daarvoor de rijksbijdrage ongeveer
3300.bedragen en de rendabele stichtings
kosten, verminderd met de rijksbijdrage onge
veer 3600.zodat het onrendabele gedeelte
dus bedraagt 20.000.3.300.-f
3.600.13.100.
Voor het bedrag ad 13.100.kan dan de z.g.
credietfaciliteit met uitgestelde bijdrage wor
den verkregen. De oorlogsgetroffene moet dus
buiten en behalve de grond ter beschikking heb
ben een bedrag van 3.600.en het onrenda
bele gedeelte ad 13.100.dus tezamen
10.700.
De vraag is nu, tot welk bedrag kan de boeren
leenbank een voorschot verstrekken, dat toch
in ieder geval goed gedekt is. Kan daarbij de
rente-uitkering van de Staat en de uitgestelde
zekerheid ook als zekerheid dienen en hoe hoog
kan deze zekerheid worden aangeslagen
Naar onze mening kan de rentebijdrage ad 4%
per jaar en de uitgestelde bijdrage inderdaad
als zekerheid worden aanvaard, doch in geen
geval voor 100%, omdat in ieder geval het uit
eindelijk bedrag van de uitgestelde bijdrage niet
vast staat deze bijdrage kan lager zijn dan
de bij de aanvang van de bouw vastgestelde on-
9