Het nieuwe betaüngsaccoord der Europese Marshall-landen is tot stand gekomen. De grondslag ervan is de overeenkomst, die de O.E.E.C.-landen sluiten met betrekking tot het handelsverkeer. In het onderling handelsverkeer zal, voorzover het vrijgemaakt is, geen discrimi natie meer toegepast worden. Het beginsel van de meest begunstiging wordt dus aanvaard. Het betalingsverkeer, voortvloeiende uit het handels verkeer, zal worden geregeld op de basis van volledige vereffening. Blijkt aan het einde van een bepaalde periode een land ten slotte met een debet- of met een creditsaldo te blijven zitten, dan geldt dit niet langer tegenover een bepaald land, maar tegenover de gemeenschap der Euro pese betalingsunie. Deze unie (E.B.U.) beschikt over een fonds, afkomstig uit de Marshall-hulp, dat dient als buffer. Aan ieder land wordt nu een quote toegekend, gebaseerd op ieders aandeel in het Europese handelsverkeer. Voor een gedeelte van die quote kan een land crediet verkrijgen van het fonds of moet het crediet geven aan het fonds zonder in goud of dollars te behoeven te betalen of zonder goud of dollars te kunnen eisen. Ver volgens komt er een zóne, waarin gedeeltelijk- goud of dollars moeten overgaan ter dekking van saldi, die in het handelsverkeer zijn ont staan. De regelingen zijn nogal ingewikkeld en kunnen hier verder onbesproken blijven. (Vervolg van pag. 3) boekhouding zo spoedig mogelijk wordt ge smeed. Indien men mocht twijfelen of de in het bezit zijnde gegevens omtrent de gedeponeerde fondsen nog juist zijn, dan is de effectenafde ling der Centrale Bank gaarne bereid U van dienst te zijn. Mocht men overigens nog moei lijkheden ondervinden met de samenstelling der cliëntenkaarten (hetgeen wij niet veronderstel len, indien de circulaire no. 3 rustig wordt be studeerd), dan kan de afdeling inspectie nadere inlichtingen verstrekken. Mogen wij op de medewerking van U allen rekenen MAVMCVï Het handelsverkeer Met betrekking tot de liberalisatie van het han delsverkeer, verkeren wij thans in een over gangstoestand van het O.E.E.C.-initiatief van November 1949, waarbij de deelnemende landen overeenkwamen 50 van de invoer, per groep van producten gerekend (voedingsmiddelen, grondstoffen en industriële producten) van kwantitatieve beperkingen te ontdoen, naar de nieuwe situatie, die door de E.B.U. is gescha pen en waarbij 60 van het handelsverkeer wordt vrijgemaakt, welk percentage op 1 Ja nuari 1951 75 zal worden. Het grote verschil met de vroegere toestand is nog niet zozeer, dat de vrijmakingspercentages worden verhoogd, maar dat geen discriminatie meer zal zijn ge oorloofd. Nederland heeft 62 van zijn invoer geliberaliseerd. Dit percentage is bereikt door b.v. de invoer uit België voor meer dan 90 vrij te maken. Ten aanzien van andere landen, Frankrijk b.v., geldt een betrekkelijk laag per centage. Complicaties Het loslaten van het bilateralisme schept voor ieder land, ook voor het onze, problemen van niet geringe omvang. Reeds thans heeft de (gedifferentiëerde) liberalisatie een verslechte ring van onze betalingsbalans veroorzaakt, die niet onbedenkelijk is. Tiet enige geruststellende ligt in de omstandigheid, dat ons consumptie niveau dalende is, afgezien dan van de Koreaanse hamsterziekte. Verwacht mag wor den, dat hierin op de duur een rem tegen over matige invoer zal zijn gelegen. Een speciaal probleem is nog, dat de Benelux-landen moeten trachten de non-discriminatie in harmonie te brengen met de Benelux-regelingen. Wij kennen verder de vrees 111 sommige kringen, dat de liberalisatie een belemmering zal blijken te zijn voor de industriële ontwikkeling in ons land, die de enige uitkomst wordt geacht voor een blijvend herstel van onze economie. De landbouw Ogenschijnlijk ligt het vraagstuk voor de Ne derlandse land- en tuinbouw gemakkelijk. De afzet van onze toenemende agrarische productie zal bij grotere vrijheid in het handels- en beta- E.B.U. 4

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1950 | | pagina 4