immers een groter gedeelte van het nationale product benodigd is voor defensiedoeleinden, blijft minder over voor direct gebruik. En het doeltreffendste middel daartoe is belastinghef fing. Vrijwillige leningen rullen bij de geldende lage rentevoet niet tot noemenswaardige bedra gen kunnen worden geplaatst, terwijl gedwongen leningen toch eigenlijk ook een belastingkarakter dragen. Het feit, dat dwang nodig is, bewijst immers, dat de kapitaalbezitter zulke leningen als een zeer onzekere wissel op de toekomst be schouwt, die dan ook bij verkoop ter beurze veelal aanzienlijk minder opbrengen dan men er tevoren aan de overheid voor moest betalen. De koersverliezen, die inmiddels op de beleg- gingsmarkt zijn ingetreden, vormen in elk geval de weerslag van de vergrote liquiditeitsbehoefte. Bij de grote liquiditeitsbehoefte, welke wij de vorige maal als één der belangrijkste oorzaken van de aanhoudende koersdaling op de aandelen markt hebben genoemd en welke voortvloeide uit de aanzienlijke bedragen, welke nodig zijn voor investeringen en bedrijfskapitaal (door het ten opzichte van vóór de oorlog sterk ge stegen prijspeil) voegt zich thans dus een liqui- diteitsdrang van een geheel ander en veel min der geruststellend karakter. Het zal ook bij behoud van de vredestoestand waarschijnlijk lang duren tot deze factor geen rol meer zal spelen. Dat de geschetste omstandigheden het zo moei zaam gewonnen vertrouwen in de gulden weder ten zeerste kunnen ondermijnen, behoeft geen betoog. Gevreesd moet worden, dat de spaar- neiging, die nog slechts zeer bescheiden in de omvang van de inleggingen bij het bankwezen tot uitdrukking kwam, weder sterk zal vermin deren, hetgeen de positie van de beleggings- markt nog meer zal bemoeilijken. Er zal natuur lijk ook thans nog wel worden gespaard zelfs waarschijnlijk in versterkte mate doch het sparen zal weer een andere vorm aannemenin stede van in geld, zal men in goederen sparen, linnenkast en provisiekast aanvullen. Of men aldus verstandig handelt, is zeer de vraag en zeker voor bestrijding vatbaar. Doch de grote massa luistert in tijden van spanning nu eenmaal minder naar rede en gaat dan meer af op de lessen van het verleden, zonder zich er voldoende rekenschap van te geven, dat de geschiedenis zich weliswaar steeds herhaalt, doch altijd weer in een andere gedaante. Wanneer straks mocht blijken, dat men voorbarig is geweest en al te hard met hamsteren van stapel is gelopen, wreekt zich bovendien deze voorbarigheid door het gebrek aan middelen, waarmede men dan te kampen zal krijgen. Er gaan thans in de Verenigde Staten stemmen op tot vermindering van de Marshall-hulpver lening, een denkbeeld, dat eveneens nauw ver band houdt met de zware eisen, die voor de defensie worden gesteld. Voor ons land zou zulk een stap een onvoorziene tegenslag betekenen. Want, zoals men weet, is het slechts aan deze hulpverlening te danken, dat de positie van de gulden tot dusverre niet in gevaar is gekomen. Dank zij de Marshall-dollars behoefden wij ons nog geen grote zorgen te maken over het feit, dat de invoer in het eerste halfjaar onze uitvoer met niet minder dan 1.429 millioen overtrof, een bedrag, dat bijna gelijk is aan het invoer- overschot van geheel 1949 ten belope van 1.494 millioen. Evenzeer is het aan de Mar shall-hulp te danken, dat het evenwicht van het geldwezen niet werd verstoord, daar de guldens, die tegenover de Marshall-leveringen bij de Nederlandsche Bank terecht zijn gekomen, aan de vrije geldcirculatie onttrokken en op de bij zondere rekening van het Rijk bij de Nederland sche Bank geblokkeerd werden. Inperking van de Marshall-hulp zal ons echter dwingen de invoer te verkleinen, tenzij wij de uitvoer veel sterker kunnen opvoeren, hetgeen ernstig moet worden betwijfeld. De verdere vrijmaking van het handelsverkeer, in het kader van de overeen komst der Europese betalingsunie verplicht, maakt die noodzakelijke invoervermindering echter tot een schier onoplosbaar probleem. Al met al kan de „slag om de gulden" in het huidige stadium van de politieke en financiële ontwikkeling dus nog allerminst als definitief gewonnen worden beschouwd. Het verloop op aandelen- en obligatiemarkt zal in de naaste toekomst stellig ook geheel door de thans be sproken factoren worden beheerst. (Voor het koersoverzicht verwijzen wij naar bladzijde 16.)

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1950 | | pagina 15