noch de Nederlandsche Bank zullen daartoe
voorlopig bereid zijn. Ware de gulden werkelijk
volkomen gezond, dus even „hard" als de dollar
en de Zwitserse franc, dan zou de grens voor
een vrij kapitaalverkeer met het buitenland, een
verkeer dus in twee richtingen, zonder enig be
zwaar kunnen worden opengezet. Hiervan kan
echter vooralsnog geen sprake zijn, omdat dan
bij de geringste nieuwe onrust met betrekking
tot de gulden kapitaalvlucht op grote schaal
in de vorm van aankoop van Amerikaanse fond
sen naar de overkant van de Oceaan zou
plaats vinden ten koste van het moeizaam ver
gaarde bezit aan buitenlandse betaalmiddelen.
Alle geleerden zijn het er echter juist over eens,
dat het internationale kapitaalverkeer eerst weer
kan worden vrijgegeven, nadat het evenwicht
in het lopende betalingsverkeer, d.i. voor de be
talingen van leveringen en diensten (scheep
vaart, verzekering, rente, enz.) zal zijn her
steld. En men kan zich bovendien indenken, dat
de Marshall-organisatie zeker geen grote dollar
bedragen zal willen beschikbaar stellen voor de
financiering van aankopen van dollareffecten
door burgers van een Staat,, die de hoed nog
moet ophouden.
In ons vorig overzicht wezen wij eveneens op
het verband dat er tussen de verbetering van
de positie van de gulden en de koersdaling van
Nederlandse aandelen bestaat, in dier voege, dat
zich in de geleidelijke koersafbrokkeling even
zeer het toenemende vertrouwen in het geld
weerspiegelt. Dit grotere vertrouwen kan ech
ter stellig niet uitsluitend als verklaring dienen
voor het koersverloop van Nederlandse fondsen.
Als belangrijke andere oorzaken kunnen worden
genoemd enerzijds de grote behoefte aan kas
middelen bij particulier en bedrijfsleven, ander
zijds het gewijzigd karakter van het aandeel als
zodanig.
Het laatste legt waarschijnlijk het meeste ge
wicht in de schaal. Het aandeel vormde vroe
ger, dus vóór de oorlog, immers een speculatie
object bij uitnemendheid. De dividendu't-
keringen hielden nauw verband met de resul
taten en ging het de onderneming, waarvan men
aandelen bezat, voor de wind, dan kon men er
als regel op vertrouwen, zulks in een hoog divi
dend uitgedrukt te zullen zien. Voor zulke ver
wachtingen bestaat thans nauwelijks nog aan
leiding. Aan de éne kant kennen wij nu het
dividendplafond, dat een uitkering boven 9
bij de meeste maatschappijen onmogelijk heeft
gemaakt. Aan de andere kant staat de belasting
niet toe de winst op basis van de vervangings
waarde te berekenen. Het gevolg hiervan is, dat
schijnwinsten worden wegbelast en een abnor
maal groot gedeelte van de resterende werke
lijke winst moet worden gereserveerd,, om daar
uit te zijner tijd de vernieuwing van productie
middelen te kunnen bekostigen. Aldus heeft
eigenlijk de Staat zich tot de „voordeligste" en
grootste aandeelhouder gemaakt
Voor speculeren, d.w.z. kopen van aandelen met
het voornemen deze weder op korte termijn met
grote koerswinst te verkopen, is dientengevolge
de grootste aardigheid er af. De aandeelhouder
is izich maar al te zeer bewust geworden van
het feit, dat zijn aandeel in een eventueel sterk
gestegen winst zeer schamel moet blijven, zolang
in de geschetste verhoudingen geen verandering
ten goede komt. De verzachting van de dividend -
stop is daarvoor alléén niet voldoende.
Uitdrukkelijk zij hier overigens vastgesteld, dat
de begrenzing van het dividend als gevolg van
de bestaande omstandigheden het aandeel als
zuiver beleggingsobject niet minder aantrek
kelijk heeft gemaakt. Als gevolg van het feit,
dat daaraan het speculatieve karakter thans
grotendeels is ontnomen, onderscheidt het'aan
deel zich echter hoe langer hoe minder van een
obligatie. Wel ligt het rendement (d.i. dus de
netto-rente) op het daarin belegde kapitaal als
regel nog 1 a 2 boven het rendement van
obligaties.
Dividendbegrenzing, speculatiewinstbelasting,
de opheffing van het bankgeheim (politiek stok
paardje van de socialisten) en het verbod om
aandelen te belenen hebben tezamen,, gepaard
gaande met een verkleining der koersverschillen,
tot de sterke vermindering van de beursomzet-
ten geleid. Evenzeer als de dividendbeperking
hebben ook de andere genoemde factoren de
speculatieve belangstelling voor de aandelen
markt gedood. Al moge deze gang van zaken
uit een ethisch oogpunt wellicht toe te juichen
zijn, niet ontkend kan worden, dat hieraan in
economisch opzicht ernstige bezwaren kleven.
Als vergaarbak van spaarkapitaal voor het be
drijfsleven heeft de beurs immers voorheen een
grote rol gespeeld. Het is niet voldoende, dat
er in de kous wordt gespaard,, omdat die spaar
penningen dan niet productief worden aan
gewend. Dat laatste gebeurt eerst als het geld
naar de bank wordt gebracht of in obligaties
dan wel in aandelen wordt belegd. Met het oog
op de conjunctuur- en bedrijfsrisico's, aan elke
24