DE BOUWKASSEN Het is nuttig, dat de organen, die deel hebben aan het opslaan, er belang bij kunnen hebben zich te verenigen in onderlinge waarborgmaat schappijen, die aan de credietinstellingen een garantie kunnen geven, overeenkomende met de omvang van de operaties en met de risico's, die deze medebrengen. Op dit gebied kan de coöperatie derhalve nog krachtig bijdragen tot het steunen van de werkzaamheden der landbouwcredietinstellingen. Zojuist is verschenen het verslag over 1948 van de Verzekeringskamer. Hierin worden enige interessante mededelingen gedaan omtrent de ontwikkeling der bouwkassen. In aansluiting op het in de vorige nummers van dit blad opge nomen artikel „Het bezit van een eigen huis en bouwkassen" menen we goed te doen het vol gende hieromtrent te plaatsen. Niettegenstaande de bij de Verzekeringskamer heersende en door haar aan verzoekers om een ontheffing van het acquisitieverbod niet verho len verwachting, dat het aantal der hier te lande werkzame kassen te groot zou blijken om op het beperkte arbeidsterrein tot een lonende exploitatie te kunnen geraken, moest in 1948 nog aan een tweetal bouwkassen, welke aan de wettelijke vereisten voldeden, op haar verzoek de bedoelde ontheffing worden verleend. Daar mede werd het aantal der kassen, waaraan ont heffing van het acquistieverbod werd verleend, van 14 op 16 gebracht. Bij beschikking van de Arrondissementsrecht bank te Rotterdam werd onder de z.g. nood- regeling (van de wet op het levensverzekering- bedrijf) geplaatst de N.V. Verenigde Bouwkas sen, waarbij betrokken zijn de N.V. Bouwkas 1,,Herrijzend Nederland", de Algemene Neder landse Bouwkas N.V. i.o. en de Stichting Hy potheekspaarfonds „Stad en Land". In de in 1948 verzonden richtlijnen werd bij zondere aandacht besteed aan een minimum wachttijd en aan de vorming van een voldoende administratiereserve,, daar het ontbreken van deze laatste een latente aantasting van de spaar gelden betekent. Het voortgaan op de weg van aantrekking van „vreemd geld", waaruit rentedragende over bruggingshypotheken kunnen worden verstrekt, zal des te noodzakelijker zijn nu de gemiddelde wachttijd voor de in 1949 toetredende deel nemers naar 12 jaar neigt, welke duur de uiter ste grens van een redelijke wachttijd nadert. Hierbij moet voor ogen gehouden worden, dat dit een gemiddelde is, «zodat de wachttijd in werkelijkheid nog langer kan zijn. De verlenging van de wachttijd ten opzichte van die, welke in het vorige verslag voor de in 1948 toegetreden deelnemers geschat werd, moet worden toegeschreven aan de vermindering van de extra stortingen en het achterblijven van de werkelijke bij de begrote productie. Een definitieve wettelijke regeling van het bouwkasbedrijf kwam nog niet tot stand. Een finale beslissing over het meest brandende vraagstuk op het gebied der bouwkassen, samen te vatten in de woorden „renteloos of niet renteloos", is dan ook nog niet gevallen. Dat de bouwkassen,, welke geen ontheffing had den verkregen en derhalve moesten liquideren, geheel aan het toezicht der Verzekeringskamer waren onttrokken, bleek een gevoelige leemte, daar in het algemeen juist die ondernemingen een zodanig toezicht ten zeerste behoefden. Ondanks de hoge van de deelnemers gevraagde kostenbij dragen, welke zoals in de vorige nummers van dit blad werd becijferd tezamen met de gederfde spaarrente een effectieve hy potheekrente vormen, welke aanzienlijk hoger is dan de normaal geldende rente, konden de uitkomsten van het bedrijf niet bevredigend genoemd worden, integendeel, zij gaven op verscheidene punten aanleiding tot bezorgdheid. Naarmate de conjunctuur zich weer van een oor- logs- in een vredesconjunctuur wijzigde, deed zich scherper het nadeel gevoelen van het feit, dat verscheidene bouwkassen als „oorlogskinde ren" betiteld moeten worden. Nu enerzijds ho gere eisen werden gesteld aan de kundigheid van de leiding en de hoedanigheden van de aan geboden diensten en anderzijds de inzettende geldschaarste de mogelijkheden tot besparing- juist in de kringen, waarin de bouwkassen in hoofdzaak werken, sterk beperkte, bleken vele kassen de speciaal bij het aangehangen rente loze stelsel vereiste voortdurende stroom van nieuwe productie niet te kunnen leveren. 14

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1950 | | pagina 14