Rede van prof. Dr. G. MINDERHOUD altijd vrij zijn de verzekering van de weduwen en wezen 'zelfstandig als aanvullende regeling tot stand te doen komen, zonder dat er meer offers gevraagd worden uit het fonds, dat toch indirect door vele andere hoerenleenhanken, d'.e zelf reeds een goede voorziening hebben getrof fen, hij elkaar gebracht is. De Centrale Bank zal dit zelfs gaarne zien indien dit voor de be trokken boerenleenbanken enigszins mogelijk is In antwoord op de vraag van de heer Hoveijn deelt spreker mede, dat het een noodregeling moest zijn voor niet verzorgde gevallen. Op grond van de financiële consequenties heeft men gemeend dergelijke gevallen niet in de onder havige regeling te moeten betrekken, tenzij de regeling, welke getroffen werd, op een lager niveau zou liggen dan die, welke wordt voor gesteld. Inderdaad zou hier van een onbillijkheid ge sproken kunnen worden evenals ten opzichte van die banken, die voor de in dienst zijnde kas siers een volledige regeling hebben getroffen, doch hij een dergelijke noodregeling komt men als het ware van nature voor onbillijkheden te staan. Zou men die alle willen vermijden en de zaak tot in de perfectie willen regelen, dan zou er nooit enige regeling tot stand komen. De voorzitter der vergadering zegt, dat ook het bestuur gaarne weduwen en wezen in de regeling had opgenomen en het hem aangenamer ware geweest als het royaler had kunnen zijn, doch dat het bestuur gemeend heeft niet verder te mogen gaan. Hij stelt voor het bestuur te machtigen en voorts accoord te gaan met de benoeming van een adviescommissie, waarin 2 leden, te benoemen door de Centrale Bank, zit ting izullen hebben, 2 leden uit de kassiers en 2 leden uit de besturen der boerenleenbanken. Deze kunnen dan de zaak rustig bekijken, aan gezien deze grote vergadering niet geëigend is over amendementen te beslissen. Met algemene stemmen wordt de machtiging verleend en accoord gegaan met de benoeming ener commisie. In de vacature van het bestuur wordt herkozen de heer Dr. S. F- A. C. M. baron van Wijn- hergen. Als leden van de raad van toezicht worden her kozen de heren G. J. Wilms, H. A. Wind en D. W. Lindenbergh; gekozen de heer W. H. Reinders te Stedum. De heren D. W. Lindenbergh en C. S. van Beu- ningen worden als plaatsvervangende leden van het bestuur herkozen. Bij de rondvraag brengt de afgevaardigde van de bank te Moordrecht, de heer II. Rietveld, de motie Joure ter sprake, waarbij deze de aandacht vestigt op het feit, dat dikwijls nog veel ge presteerd wordt door hen, die ouder zijn dan de gestelde grenzen en hij meent, dat wanneer deze motie in een voorschrift mocht worden vastgelegd, dit voorschrift niet zal mogen in gaan tegen het zedelijk recht. Daarna sluit de voorzitter de vergadering onder dankzegging voor de grote belangstelling. In de op 25 Mei jl. gehouden algemene verga dering der Centrale Bank heeft de voorzitter, prof. Dr. G. Minderhoud naar aanleiding van de rekening en verantwoording door het bestuur over 1949 een rede gehouden over de toeneming van de omzetten der boerenleenbanken, zoals deze blijkt uit de toename der spaargelden en uit de stijging der bijdragen aan de Centrale Bank. Wij achten deze rede van voldoende belang om haar volledig in ons blad op te nemen. De heer Minderhoud sprak als volgt: Gaarne wil ik iets zeggen naar aanleiding van het verslag over 1949- Daarbij wil ik aansluiten bij het feit, dat op blz. 9 van het verslag gememoreerd staat, dat in de loop van 1949 bij de aangesloten banken het bedrag der spaargelden steeg met circa 27 millioen gulden en het milliard overschreed. En in de tweede plaats hij het feit, dat de locale banken het vorige jaar 84.000,meer aan de Centrale Bank hebben moeten bijdragen dan in Ï948- Ik acbt beide feiten verheugend. Dat ik mij verheug over die grotere bijdrage van de locale banken, vloeit niet voort uit het feit, dat de zaken van de Centrale Bank mij nader aan het hart liggen dan die van de boerenleenbanken. Neen, die hogere bijdragen van de boerenleen banken vinden hun oorsprong in de grotere omzetten van de boerenleenbanken. Immers 9

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1950 | | pagina 9