De voorzitter zegt, dat deze aanbeveling zijn persoonlijke instemming heeft en dat in de eerste plaats uitgezien zal worden naar een boer, maar dat, indien het bestuur hierin niet mocht slagen, de keuze van een ander geen ver zet zal betekenen tegen deze aanbeveling. Over gegaan wordt tot de behandeling van de reke ning en verantwoording. De rede, welke prof. Minderhoud in verband met het laatstgenoemde onderwerp heeft uitge sproken, vindt men elders in dit blad opgenomen- De rekening en verantwoording worden goed gekeurd en de vergadering gaat accoord met het voorstel van het bestuur om 110.000.toe te voegen aan de „Reserve voor risico effecten" en het restant ad 277.961.93 over te brengen naar de nieuwe rekening, nadat een bedrag van 500.000.is toegevoegd aan de „Reserve". De vergadering wordt geschorst en die van het Onderling Waarborgfonds geopend. De notulen der algemene vergadering van 19 Mei 1949 worden goedgekeurd en machtiging wordt ver leend er.i de bijdragen over 1949 niet te innen. De voorzitter deelt mede, dat reorganisatie van het fonds, ten einde vermindering \an de hoge fiscale lasten te vekrijgen, in studie is ge nomen. Nadat ook de rekening en verantwoording over 1949 zijn goedgekeurd, wordt deze vergadering gesloten en die van de Centrale Bank heopend. Overgegaan wordt tot behandeling van punt 8, (een bedrag van 800.000.— te storten in een fonds, te stichten in verband met de pension nering van kassiers van 40 jaar en ouder) waarbij de voorzitter er op wijst, dat het fonds wordt ingesteld uitsluitend ten behoeve van de boerenleenbanken. Bestuur en raad van toezicht zijn van mening, dat de Centrale Bank met een vrijwillige bijdrage van 800.000.de boeren leenbanken zover het haar mogelijk is tegemoet komt. De afgevaardigde van de boerenleenbank „Ter- neuzen Mr. C. C. Wabeke, heeft waardering voor het voorstel, doch betreurt het,, dat weduwe en wezen niet in de regeling worden betrokken- Hij meent, dat de kassiers een derde van hun pensioen zullen willen prijs geven om de rege ling te kunnen uitbreiden tot verzorging van weduwe en wezen. Voorts vindt hij het pijnlijk, dat bij overlijden vóór de 65-jarige leeftijd de betaalde premiën verloren zullen zijn. Ook de heer S. Kuiper Bzn., afgevaardigde van de bank te Enkhuizen, brengt hulde aan het beistuur. Het is hem echter tegengevallen, dat weduwen en wezen niet van het fonds zullen kunnen profiteren. Hij verwijst naar de een dracht, ten toon gespreid hij de vorming van het Kapitaal voor Bijzondere Doeleinden en meent, dat het ontbrekende voor uitbreiding der regeling op die wijze bijeengebracht zal kunnen worden. De heer L. J. Hoveijn, afgevaardigde van de bank te Wissekerke, vraagt of het mogelijk is dat die boerenleenbanken, die reeds een rege ling troffen, uit het fonds nog een uitkering krijgen. De heer P. v. d. Heuvel, afgevaardigde van de bank te Ooltgensplaat, meent, dat de Centrale Bank thans moeilijk verder kan gaan. Hij be veelt het bestuur aan op de ingeslagen weg voort te gaan. De voorzitter wijst er op, dat de Centrale Bank van mening is met het beschikbaar stellen van 800.000.niet alleen aan de zakelijke, maar ook aan de sociale en morele plicht te hebben voldaan. De organisatie is opgebouwd uit zelf standige boerenleenbanken. De kracht van die organisatie zit juist in die zelfstandigheid. Aan de boerenleenbanken kunnen richtlijnen worden gegeven, doch de verantwoordelijkheid, ook voor hun personeel, berust bij de banken- Als zij menen, dat verder gegaan kan worden, zullen zij zonder verder beroep te kunnen doen op de gelden van het algemeen, volkomen vrijheid hebben verder te gaan. De directeur der Centrale Bank, de heer Th. J. Visser, zegt, dat een noodregeling is ontworpen voor banken, die in dit opzicht nog niets heb ben gedaan of niets hebben kunnen doen en dat volledige verzorging een taak is van de banken zelf. Hij wijst er op, dat de pensioenverzekering uiteraard medebrengt, dat bij overlijden vóór de 65-jarige leeftijd geen uitkering plaats vindt. Indien men dit zou wensen, zou een ander sys teem gekozen moeten worden, doch dan zou weer veel meer nodig zijn dan het geraamde be drag. Hetzelfde geldt nog in sterkere mate in dien bij overlijden van de kassier een pensioen aan de weduwe zou worden uitgekeerd. Indien, wat de heer Wabeke blijkbaar bedoelde, de kas sier zelf 1/3 van zijn pensioen zal laten vallen om dit gedeelte aan te wenden voor een ver zekering voor weduwen en wezen te sluiten, dan is het wel zeer de vraag of het dan resterende 2/3 gedeelte van het toch al niet te hoge bedrag aan pensioen de kassier in staat zal stellen met zijn familie behoorlijk rond te komen. Spreker wijst er voorts op, dat de banken nog 8

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1950 | | pagina 8