landbouw, het vacantiefonds, de overheidsbe- talingen, enz. De enorme uitbreiding van deze bijzondere werkzaamheden deed de kosten van de plaatse lijke banken sterk toenemen. Kassiers moesten hoger beloond worden, vaak was uitbreiding van personeel nodig, kantoormachines moesten wor den aangeschaft en ten slotte: vele banken staan voor de noodzaak van de stichting van een nieuw bankgebouw of voor kostbare verbou wingen- Vooral de boerenleenbanken met een intensief rekening-courant- en giroverkeer zit ten evenals tussen haakjes de Centrale Bank op veel hogere lasten dan vroeger. Deze hoge bedrij fsonkosten nu mogen niet zwaar drukken op de spaarders. Deze veroorzaken de ver hoogde kosten niet. Het is onbillijk hen daar voor te belasten en het belemmert het sparen het sparen, waarvan de betekenis bezwaarlijk te hoog kan worden aangeslagen. De hoge kosten van het rekening-courant- en giroverkeer dienen gedragen te worden door degenen, die van deze service profiteren. De rente- en vooral de provisiepolitiek dienen daar aan te worden aangepast. Het in rekening brengen van een provisie van i°/00 tot een om zet van 25.000.en van °/oo voor omzet ten van 25.000.tot 100.000.en van V\ /oo voor grotere omzetten met een minimum provisie van Yi1 van het geopende crediet dient naar het oordeel van de Centrale Bank als norm te worden aanvaard. Als norm dient er o.a. voorts naar te worden gestreefd om de gewone beheers- en admini stratiekosten te beperken tot ongeveer 45 cent per 100.balanstotaal- Indien de totale kos ten b.v. 75 cent per 100.balanstotaal be dragen,, dan >zal 30 cent gevonden moeten wor den uit provisie en andere dergelijke baten. Daarop moeten de condities worden ingesteld. Onze indruk is, dat dit niet overal in voldoende mate geschiedt. Ik maak van deze gelegenheid gebruik daarop nog eens nadrukkelijk te wijzen. Ik zei zo even reeds, dat ook de boerenleenbank zelf moet sparen. Dat wil zeggen: zij moet reserveren. Een toeneming van de reserve met 33 cent per 100.balanstotaal dient o.i. te worden nagestreefd. Ik weet, dat dit voor vele banken moeilijk is en dat dit de reden is, dat vele banken een uitweg zoeken in een richting, waartegen ik ook nog een waarschuwend woord wil laten horen. Namelijk het opvoeren van de inkomsten, door over te gaan tot steeds meer beleggingen en helaas ook tot uitzettingen, die niet onbedenkelijk lijken. Wij hier in Utrecht menen, dat de banken hun uitzettingen dienen te beperken tot bedrijven, die de besturen volledig kunnen overzien. An ders loopt men het gevaar op een kwade dag de rekening onder in de zak te vinden. Wij zien met zekere bezorgdheid hoe de credie- ten aan garagehouders, autobusondernemingen, aannemers van woningbouw en wegenaanleg, schippers, makelaars in huizen, enz. steeds tal rijker worden. Men zij hiervoor gewaarschuwd- Laat men tevens niet alleen letten op de solidi teit van de beleggingen, doch het oog ook ge richt houden op de voortdurende liquiditeit van de bank. Men wil gaarne de eigen gemeente en het waterschap helpen,, doch het is onmogelijk om b.v. de gehele woningbouw ten plattelande te financieren en alle gelden, welke nodig zijn voor schooluitbreidingen, te verstrekken. De bedoelde gemeente- en waterschapsleningen hebben bovendien een looptijd en een rente, die zeer weinig aantrekkelijk zijn. Matiging op dit terrein meen ik U met klem te moeten aan raden. De Centrale Bank financiert in het al gemeen de bouw van landbouw- en huishoud scholen, doch voor scholen van gewoon lager onderwijs en voor ambachtsscholen kan zij haar middelen niet beschikbaar stellen. Onze middelen en ook die van de boerenleen banken moeten in de eerste plaats dienen om rechtstreeks boeren en tuinders te helpen. Daarna komen de boeren- en tuindersorganisa ties en -coöperaties en daarop volgen eerst an deren. De bedragen, welke in het afgelopen jaar aan credieten en aan langlopende leningen door land- en tuinbouwcoöperaties aan de boeren leenbanken, de Centrale Bank en de Grondkapi- taalbank werden gevraagd, bedroegen tiental len millioenen. En als men dan denkt aan dc vele veilinggebouwen, welke moeten worden uitgebreid; aan de koelhuizen voor fruit, aan de drogerijen voor graan en voor gras, welke moeten worden gesticht, aan de zuivelfabrieken en aardappelmeelfabrieken, welke moeten wor den gemoderniseerd, enz. enz., dan vraag ik mij wel eens met enige zorg af of wij wel in staat zullen blijven dit alles te financieren. Natuurlijk, want dit staat voorop, met behoud van onze onmisbare liquiditeit, zodat wij in vol vertrouwen kunnen blijven zeggen, dat naar menselijke berekening iedere gulden, die aan onze organisatie wordt toevertrouwd, op ieder 1 2

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1950 | | pagina 12