zij betalen i/ioo van de jaarrekening. Ken toegenomen bijdrage aan de Centrale Bank betekent dus toegenomen activiteit bij de boe renleenbanken en dit is het ,wat ik met voldoe ning constateer. 1 hans eerst enkele woorden over de toegenomen spaargelden. Dit is een belangrijk punt. Niet alleen bezien van het standpunt der locale ban ken, waarvan de betekenis als spaarinstituut is versterkt, doch ook uit algemeen maatschappe lijk oogpunt. Spaarzaamheid is in mijn ogen een der grootste deugden van een volk,, een eigenschap, welke zoveel mogelijk ontwikkeld moet worden. Spa ren betekent, dat men niet al zijn inkomsten gebruikt voor consumptiedoeleinden, doch een deel bewaart voor later. Kr is in de laatste tijd een stroming, die de be tekenis van het sparen tracht te verkleinen. Men wijst er dan op, dat een halve eeuw ge leden de betekenis van het sparen veel groter was dan thans. In de vorige eeuw waren mensen bij ziekte en ouderdom alsmede zij, die werkloos werden, aangewezen op de openbare of kerke lijke liefdadigheid, voorzover zij niet door familieleden konden worden verzorgd of zelf een spaarpot hadden gevormd. Ik geef toe, dat dit alles thans heel anders en gelukkig in veel opzichten veel beter is. Loontrekkenden genie ten ouderdoms- en invaliditeitsrentebij ziekte en ongeval wordt het loon grotendeels doorbe taald, terwijl dokter en apotheker vrij zijn. De lasten van een kinderrijk gezin worden verlicht door het recht op kinderbijslag, enz. Door de concentratie, welke in de industrie plaats vond, is het aantal in loondienst zijnde personen relatief en absoluut sterk gestegen. Voor velen is daardoor inderdaad de noodzaak tot sparen verminderd. Voegt men daarbij, dat vezekeringmaatschappijen de mogelijkheid heb ben geoj>end om op latere leeftijd een lijfrente te verwerven of een kapitaal ineens uitbetaald te krijgen, een verzekering voor een studietoe lage voor een zoon of een bruidsschat voor een dochter te sluiten, enz., dan is ook daarin een reden gelegen om aan het sparen in de dage lijkse zin van het voord minder betekenis te hechten. Er is echter een schaduwzijde. Het feit, dat velen ontheven zijn van tal van zorgen, welke hun grootouders nog drukten, maakt hen zor geloos, doet hen van de ene dag in de andere leven. Voor de kwade momenten zorgen immers de sociale wetten. De persoonlijke verantwoor delijkheid van de mens wordt meer en meer verschoven naar de verantwoordelijkheid van de massa en via deze massa naar de Staat. De Staat wordt hoe langer hoe meer de hoeder van ons aller belang. Het is de Staat en nog eens de Staat, die voor alles zorgen moet en voor alles garant moet zijn. Het is verre van mij om de wijzers van de klok terug te willen draaien tot in de vorige eeuw. De individualistische opvattingen van die dagen hadden grote sociale bezwaren, doch het andere uiterste, de staatsalmacht, heeft dat in mijn ogen niet minder. De individuele mensen vormen nu eenmaal de bouwstenen van de maatschappij en van de Staat. Van zorgeloze en verkwistende mensen kan geen gezonde maatschappij worden opgebouwd. Ieder mens moet in de eerste plaats de verant woordelijkheid voor zijn daden zelf dragen. Wat de maatschappij of de Staat daarnaast doet, moet subsidiair zijn. Slechts dan blijven de deugden en de goede karaktereigenschappen van een volk in stand. De sociale betekenis van het vrijwillige sparen kan daarom bezwaarlijk worden overschat. Voor boeren en tuinders en voor de zelfstandige middenstand op het platteland liggen de zaken in velerlei opzicht anders dan voor de loontrek kenden. Zij vallen in het algemeen niet onder de sociale verzekeringswetten. Zij moeten spa ren voor de oude dag en voor tegenslagen in hun gezin en in hun bedrijf. De uitkomsten van het bedrijf moeten het sparen mogelijk maken, omdat hetgeen men wil sparen eerst moet wor den verdiend. De voornaamste vorm van sparen voor zelfstan digen is ongetwijfeld het aflossen van bedrijfs- en andere schulden, het verbeteren en uitbreiden van de veestapel, van de inventaris, van de ge bouwen en van de grond. Daarvoor zijn vooral na de bevrijding grote bedragen nodig geweest en iedereen kan constateren, dat wij in dit op zicht in Nederland de laatste jaren goede voor uitgang hebben gemaakt ondanks de grote be dragen, welke in de vorm van belastingen en heffingen aan de Staat moesten worden afge staan. Het stemt tot voldoening, dat ondanks de grote sommen, welke voor belastingen en voor het op peil brengen van de bedrijven nodig zijn ge weest, het bedrag der spaargelden bij onze boerenleenbanken in 1949 met een bevredigend bedrag is toegenomen. 10

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1950 | | pagina 10