2 /2% Opbouwobligaties
hieromtrent niet beschikbaar. Van minder be
tekenis voor de toevoer van middelen aan de
kapitaalmarkt bleven de spaargelden bij de
spaarbanken en de landbouwcredietbanken. V el-
isvvaar was in 1949 bet saldo van de stortingen
bij en de terugbetalingen door de gezamenlijke
spaarbanken -de Rijkspostspaarbank en de
algemene spaarbanken voor het eerst sinds
het einde van de oorlog positief, doch het posi
tieve saldo beperkte zich tot een bedrag van
7 millioen. Het totale spaartegoed bij de
landbouwcredietbanken nam in 1949 toe met
56 millioen, hetgeen, indien de invloed der
rentebijschrijvingen wordt geëlimineerd, wijst
op een stortingssurplus in de orde van grootte
van 25 millioen.
De president ontwikkelt in het verslag nog weer
zijn denkbeelden over de in Nederland te volgen
finantieel-economische poltiek, zoals hij deze
beeft uiteengezet in zijn rede van 8 October
1949. Hiervan hebben wij in het Novembernum
mer van de Raiffeisen-Bode een verslag gege
ven. Zijn conclusie is nog steeds dezelfde:
„Wanneer van de zijde der vakverenigingen in
ons land de vermindering der consumptie als
middel tot herstel van bet betalingsbalanseven-
wicht wordt verworpen en alle aandacht wordt
geconcentreerd op de noodzakelijkheid van ver
groting van de productie en verhoging van de
arbeidsproductiviteit, dan mag dit weliswaar
worden aanvaard als een positieve bijdrage tot
de oplossing van ons meest dringende economi
sche probleem, maar dan moet toch daar tegen
over erkenning worden gevraagd voor het feit
dat, indien mocht blijken, dat het aanbevolen
middel niet voldoende of niet snel genoeg tot
het door allen nagestreefde doel zou leiden, het
alternatief van de consumptievermindering,, hoe
onaangenaam dat ook moge zijn, zal moeten
worden aanvaard, wil ons land zijn economische
levensvatbaarheid behouden."
Onder het hoofdstuk „Toezicht op het crediet-
wezen" worden interessante cijfers vermeld
over de credietverlening bij de handelsbanken
en de landbouwcredietinstellingen. De crediet
verlening door 42 handelsbanken (5 leidende
banken en 37 „overige" banken) steeg in 1949
van 780 millioen tot 974 millioen. Bij de
gezamenlijke landbouwcredietinstellingen de
beide centrale banken tezamen met de boeren
leenbanken) stegen de debetsaldi der crediet-
nemers in hetzelfde jaar van 375 millioen tot
481 millioen.
Het bedrijf van de Nederlandsche Bank ten
slotte leverde een netto-winst op van 14,5 mil
lioen. Hiervan wordt krachtens art. 36 van de
Bankwet 1948 in het reservefonds gestort 2,9
millioen. Plet overblijvende, 11,6 millioen,
wordt uitgekeerd aau de enige aandeelhouder,
de Staat der Nederlanden.
In de Nederlandse Staatscourant van 14 Maart
1950 110. 52 is gepubliceerd de uitvoeringsbe
schikking opbouwobligaties, waarbij nader ge
regeld wordt de uitgifte van de ingevolge de wet
op de materiële oorlogsschaden uit te geven
opbouwobligaties. Deze opbouwobligaties nor-
den a pari uitgegeven tot een bedrag van vijf
honderd millioen, in coupures van t.ooo.—
500.en 100.De obligaties dragen een
rente van 2R2 De looptijd is te rekenen van
1 Januari 1949 af ten hoogste 20 jaar.
Wie kunnen deze certificaten verkrijgen en on
der welke omstandigheden kunnen zij verkregen
worden? Het antwoord op deze vragen is te
vinden in de wet op de materiële oorlogs
schaden. De bedoeling en opzet van de in deze
wet gemaakte regelingen is de mogelijkheid te
scheppen, dat hypothecaire geldschieters, die
niet in staat of genegen zijn om voor de her
bouw van door oorlogsgeweld verwoeste gebou
wen aan de eigenaars nieuwe leningen te ver
schaffen, worden afgelost.
De daartoe aangewezen weg is, dat de eigenaar
van het onroerend goed ontheffing vraagt van
de bestedingsplicht der rijksbijdrage. (De 1110-
gel kheid is niet geheel uitgesloten, dat de
hypotheekhouder die ontheffing zal kunnen
aanvragen, doch dat zal nader moeten blijken
uit de uit te geven richtlijnen, volgens welke de
ontheffing kan worden gevraagd). De rijksbij
drage, die ingeschreven is in het grootboek we
deropbouw, wordt dan ter beschikking gesteld
in de z.g. 2)Z opbouwobligaties en wel in de
eerste plaats aan de in het grootboek ingeschre
ven hypotheekhouder tot en ten belope van het
bedrag zijner hypothecaire vordering. De aflos
sing in opbouwobligaties strekt de schuldenaar
tot kwijting.
In geval van faillissement van de rechthebbende
7