boerderij werd gemaakt onder leiding van het Bureau Wederopbouw Boerderijen. Van de bouwkosten bleef een percentage variërende van 10 tot 25 voor rekening van getroffenen. De bijdrage van de eigenaar was afhankelijk van de ouderdom van de boerderij, welke vernietigd was. Het minimum van 10 der bouwkosten bleef immer voor rekening van de eigenaar, terwijl voor elk jaar, dat het verwoeste gebouw bad gestaan J4 gerekend werd, tot een maxi mum van 25 °/o der bouwkosten, derhalve moest de eigenaar voor een boerderij, die 30 jaar of ouder was, steeds het maximum percentage be talen. Definitieve afwikkeling van de financie ring van deze schadegevallen heeft plaats ge vonden. In 1944 en 1945 kwam het oorlogsgeweld terug in onze omgeving en het aantal boerderijen, dat in de periode September 1944Mei 1945 aan het oorlogsmonster ten offer viel, is vele malen groter dan dat in de Meidagen van 1940. Toen de oorlog was uitgewoed en eindigde met de capitulatie van onze bezetters, was het aantal schadegevallen, dat het Bureau Wederopbouw Boerderijen moest registreren, plm. 10.000. Een eerste taak van dit bureau was te trachten in de kortst mogelijke tijd mens en dier onder dak te verschaffen. Het resultaat van deze op dracht is, dat circa 10.000 noodgebouwen zijn verrezen. Elke eigenaar tekende een overeen komst, waarbij het gebruik en de eigendom van bet noodgebouw werd vastgelegd. Na de periode van noodbouw diende men over te schakelen op die van herbouw respectievelijk definitief herstel. Deze overschakeling ging met zeer veel moeilijkheden van verschillende aard gepaard. Vooral in de jaren 1946 t m 1948 en ook nog in bepaalde mate in 1949 had men te kampen met gebrek aan materialen en arbeidskrachten, terwijl ook de verdeling van arbeidskrachten te wensen overliet. Ondanks deze moeilijkheden werd begonnen met de bouw van boerderijen. Alvorens hiertoe te geraken vroeg de eigenaar zich af: wat moet ik betalen, wat wordt er voor mij gebouwd, hoe groot wordt mijn woning, welke schuld komt er op mijn eigendommen, enz. enz. Bij het geven van antwoord op al deze vragen heeft het ministerie van Wederopbouw en Volkshuisvesting zich in het algemeen op het standpunt gesteld, dat het de in de jaren 1944 en 1945 getroffen eigenaren mogelijk moet zijn te herbouwen zonder dat de voorwaarden der financiering de bestaansmogelijkheid der bedrij ven aantasten. V erder stelde het Bureau Weder opbouw Boerderijen zich tot taak de herbouw zodanig te doen geschieden, dat aan de ene kant bedrij fstechnisch aan behoorlijke eisen werd volda an, terwijl anderzijds met het oog op de financiële gevolgen voor het Rijk de uiterste zuinigheid werd betracht. I11 hoeverre men hierin is geslaagd, zal hier verder buiten be schouwing worden gelaten. De meningen hier over zijn niet eensluidend. Op grond van de bovengenoemde principes werd gewerkt met een voorlopige financieringsrege ling. Deze zal blijven gelden, totdat de finan cieringsregeling voor boerderijen op grond van de wet op de materiële oorlogsschaden, welke thans in de Tweede en Eerste Kamer aange nomen is (en inmiddels in werking is getreden op 24 Februari 1950, Red.). Deze uitvoerings regeling moet echter eerst nog worden voorge legd aan een in te stellen adviescommissie, zodat de uitvaardiging ervan nog wel enige tijd op zich zal laten wachten. De voorlopige financieringsregeling eist van de getroffenen een contante of eigen bijdrage van 16 tot 25 c/o in sommige gevallen een nog lager bedrag van de bouwsom. Tn de bouw som wordt tevens opgenomen de rijksbijdrage in de oorlogsschade. Dan is men er echter nog lang niet. Ook moeten worden betaald de archi tectenk osten, welke voorlopig op 12 H van de bouwsom worden gesteld. Hiervan betaalt de getroffene hetzelfde percentage als hetgeen van de totale bouwsom voor zijn rekening komt. Maar verder is er nog de z.g. top, die gefinan cierd moet worden. Dit restant der kosten wordt in de vorm van een renteloos crediet ter beschik king gesteld, Het zal zonder meer duidelijk zijn,, dat deze regeling niet zonder slag of stoot tot stand is gekomen. De overwegingen, welke golden bij bet innemen van het standpunt, dat de voor waarden der financiering de bestaansmogelijk heid der bedrijven niet zouden mogen aantasten, waren eveneens verwerkt in een rapport, het welk in Juni 1946 is uitgegaan aan de minister van Financiën en waarin wordt gesteld, dat de rijksbijdrage in de oorlogsschade voor vernie tigde boerderijen, welke bepaald wordt op grond van de prijzen, welke golden op 9 Mei 1940, ten enenmale ontoereikend is om de herbouw kosten te dekken. Het gedeelte van de bouw kosten, dat met deze uitkering ongedekt blijft, kan worden geraamd op 4/5 gedeelte. (Wordt vervolgd). 20

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1950 | | pagina 20