tot bet gewenste resultaat zal leiden, daar bij voorbaat niet als vanzelfsprekend kan worden aangenomen, dat men erin zal slagen het vreemde geld, benodigd voor het regelen of fixeren van de wachttijd in voldoende mate en onder aannemelijke voorwaarden aan te trek ken. Bovendien zijn moeilijkheden te verwach ten ten aanzien van de bestaande contracten. Bij invoering van een renteprincipe zou het nodig zijn met de nog sparende deelnemers een van de contractvoorwaarden afwijkende over eenkomst aan te gaan. Deze deelnemers, die steeds renteloos hebben gsepaard en volgens hun contract recht hebben op een renteloze lening, zullen er vanzelfsprekend zonder meer geen genoegen mee nemen, dat aan hen b'i het einde van hun spaartijd een rentedragende lening zal worden verstrekt. Misschien zijn ze wel bereid een rentedragende lening te accepteren, indien de kas bereid is over hun spaartegoed gedurende de verstreken spaartijd achteraf een behoorlijke rente te vergoeden (en eventueel een gedeelte aan de betaalde administratiekosten te restitu eren). Tot een dergelijke vergoeding achteraf, waar mede grote sommen gemoeid zijn, kunnen de bouwkassen echter in het algemeen niet in staat worden geacht, daar zij in het verleden veelal verzuimd hebben voor een behoorlijke reserve vorming tot dat doel te zorgen. Wel hebben de meeste bouwkassen enige reserves gevormd b.v. door contractueel van elke deelnemer, die in het tweede, derde of vierde jaar na het afslui ten a an het contract zijn renteloze lening ont ving, een storting in het reservefonds te eisen ten bedrage van resp. 5, 4 of 3 van de lening doch deze reserves zijn bij lange na niet toereikend. Om thans over een toereikende reserve te kunnen beschikken, avas het nodig geweest van die deelnemers grotere stortingen te verlangen. De verplichte stortingen in het reservefonds hadden zo groot moeten zijn, dat het voordeel, dat de betreffende deelnemer ge noot boven de gemiddelde deelnemer, daarmede ten volle werd gecompenseerd. In plaats van een behoorlijke reservering te verzorgen, hebben de bouwkassen er de voorkeur aan gegeven in de beginjaren aan sommige (b.v. eerst toegetre den) deelnemers te voordelige hypotheken uit te reiken, welke enerzijds de grondslag vormden voor de latere propaganda, doch anderzijds werden uitgedeeld ten nadele van de andere deelnemers. De toekenning van deze te voordelige leningen heeft ertoe geleid, dat bij overgang naar een renteverrekenend stelsel thans een aanzienlijk verlies tot uitdrukking moet komen, waardoor de zo gewenste overgang in feite onmogelijk wordt gemaakt. Waar ook thans nog leningen worden uitge keerd aan deelnemers, die daarmede een voor deel genieten ten -laste van de nog sparende deelnemers, heeft bedoeld verlies de neiging bij elke nieuwe toekenning te stijgen. Voorzover het aantal in de bouwkas aanwezige nog spa rende deelnemers (die bedoeld verlies uiteinde lijk gezamenlijk zullen moeten dragen) zich :ti dalende richting beweegt, zal het ten laste van elk dier deelnemers komende aandeel in dat verlies van jaar tot jaar stijgen, hetgeen bij handhaving van het renteloze stelsel tot uitdruk king moet komen in een langere wachttijd en een hogere effectieve rente. Onmachtig de moeilijkheden, voortvloeiende uit het renteloze stelsel, tegen te gaan, waren een viertal van de t6 kassen, waaraan door de Ver zekeringskamer ontheffing van het wettelijk acquisitieverbod werd verleend, genoodzaakt haar bedrijf op te heffen of te doen samen smelten met andere kassen. Te voorzien is, dat ook in de komende jaren het aantal kassen een verdere vermindering zal ondergaan. De grootste renteloze kassen, welke nog steeds voortgaan met het afsluiten van renteloze con tracten, trachten de gevolgen van de langer wordende wachttijd voorlopig nog op te vangen door het verstrekken van rentedragende over- bruggingshvpotheken. Deze hypotheken, welke geheel buiten het bestek van het bouwkascon- tract vallen en op de verstrekking waarvan de deelnemer geen enkel recht kan doen gelden, worden alleen beschikbaar gesteld voorzover de kas erin slaagt vreemde middelen aan te trek ken. Hoewel in de propaganda voor de rente loze contracten wel wordt gewezen op de moge- liikheid van het verstrekken van overbruggings hypotheken ingeval de wachttijd voor de rente loze lening te lang wordt, bestaat er vanzelf sprekend niet de minste zekerheid, dat alle deel nemers mettertijd op deze wijze kunnen worden geholpen. Ook in dit opzicht neme de aspirant deelnemer zich in acht voor schoonklinkende beloften. De deelnemer, die een dergelijke overbruggings- hvpotheek ontvangt, is behalve tot voldoening van de rente en eventuele aflossing daarop, ver plicht voort te gaan met het doen van de uit het bouwkascontract voortvloeiende maandelijkse 11

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1950 | | pagina 11