Het bezit van een eigen huis en bouwkassen aan de concurrentie met de Italiaanse tuinbouw en de Duitse industrie om te beseffen, dat het pad der integratie niet over rozen zal gaan. Het zal er op aankomen met de anderen in de pas te blijven door hard werken, lage productie kosten en prima kwaliteit. Er is onlangs een wetsontwerp ingediend, in houdende een machtiging aan de regering toe het aangaan van geldleningen ten laste van het Rijk. In een nota daaromtrent aan de Tweede Kamer heeft minister Lieftinck een en ander medegedeeld over de rentepolitiek. De minister verklaart daarin, dat de regering diligent is om tot nadere consolidatie van de vlottende schuld van het Rijk te geraken, getuige de uitgifte van de lening van 200 millioen. Nadere mede delingen kunnen echter niet worden gedaan. Of en zo ja, in welke mate met consolidatie zal worden voortgegaan, zal afhangen van de ont wikkeling van de economische toestand en van het verloop op de geld- en kapitaalmarkt. Omtrent de te voeren rentepolitiek zegt de minister, dat deze afgestemd zal blijven op het handhaven van een doelmatig evenwicht tussen de belangen, die zijn betrokken bij de rente als kostenfactor en als inkomensfactor. Overigens beperkt zich haar beleid terzake tot het matigen van de rentelasten der publiekrechtelijke licha men zoveel als de toestand van de kapitaalmarkt toelaat. Ook de belangen van het bedrijfsleven zijn ermede gediend, dat deze markt niet node loos verkrapt wordt en dat er voldoende span ning blijft tussen de beloning van het vaste rentedragend en het risicodragend kapitaal. Geen wijziging dus in het beleid, een vrij duide lijke uitspraak, dat de goedkoop-geld-politiek zal worden gecontinueerd. Het geringe succes echter van de uitgifte der 200 millioen gulden consolidatielening, die maar eventjes werd overtekend, toont aan, dat het publiek het wach ten op een wijziging in die politiek nog niet moede is. Een lezer stelt ons de vraag of wij in ons over zicht van de vorige maand speciaal de Friese zandstreken op het oog hadden toen wij de on toereikendheden der zuivelindustrie in de zand streken bespraken. Het antwoord is: juist niet de Friese zandstreken. De wachttijd (dat is de tijd vanaf het ingaan van het contract tot het tijdstip van toekenning van de renteloze lening) is het kernprobleem van de bouwkassen en vormt tevens een van de moeilijkste vraagstukken, die samenhangen met het renteloze stelsel. De renteloze bouwkassen zijn voor het verstrek ken van de renteloze leningen vrijwel uitsluitend aangewezen op de middelen, die hun door de deelnemers renteloos ter beschikking worden gesteld. Van het toevloeien van deze middelen aan de bouwkas hangt het af in welke mate leningen aan de deelnemers kunnen worden toe gekend, m.a.w. van welke duur de wachttijd zal zijn. Hieruit volgt, dat de wachttijd uiteindelijk bepaald wordt door de wijze van sparen van alle deelnemers, nl. of zij al dan niet regelmatig sparen en extra stortingen verrich ten en door de toeloop van nieuwe deelnemers (de z.g. productie 1). Op beide factoren kan door een bouwkas geen directe invloed worden uitgeoefend. Nemen wij eens aan, dat gedurende de eerste jaren van bestaan der renteloze bouwkas steeds elk jaar enige honderden of enige duizenden deelnemers toetreden en ook extra storten, doch dat op den duur de extra stortingen vermin deren en de productie op weerstanden begint te stuiten en ten slotte geen nieuwe deelnemers meer toetreden. Hoe lang is dan de wachttijd van de eerst toegetreden deelnemer? En van de deelnemer, die behoort bij de laatst toegetre- denen Ook zijn het optreden van royement en het af stand doen van de lening op het moment van toeken ning van invloed op de wachttijd. Daar van deze beide factoren echter geen blijvende verkorting van de wachttijd van enige betekenis is te verwachten, laten we deze hier verder buiten beschouwing. De rentepolitiek Ter opheldering (VERVOLG) Becijferingen omtrent wachttijd, elfectieve rente en beleningswaarde 7

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1950 | | pagina 7