liet reservefonds verplicht en wel ten bedrage
van resp. 5 4 of 3 van de hypotheek.
Ten aanzien van de kosten blijft dit voorbeeld
beneden de in de Prijzenbeschikking Bouwkas-
sen 1948 vastgestelde maxima. Wat betreft de
overige contractvoorwaarden kan het volgende
nog van belang zijn. De bouwkas garandeert
haar deelnemers een z.g. onopzegbare renteloze
hypotheek. Omtrent de uiterlijke termijn, waar
binnen de bouwkas de hypotheek zal moeten
verstrekken, wordt echter niets overeengeko
men, zodat deze garantie voor de deelnemer
geen werkelijke waarde heeft. Bovendien staat
het de bouwkas vrij het onderpand al of niet
te accepteren en laat ze zelf voor taxatie zor
gen. Ook zijn de onopzegbaarheid en de rente
loosheid maar zeer betrekkelijk, zoals uit het
verder verloop van dit artikel zal blijken. Inge
val van royement zal de deelnemer zijn spaar
penningen terugontvangen op het tijdstip, waar
op hij voor toekenning van bouwkapitaal in
aanmerking zou zijn gekomen, indien hij regel
matig zou hebben doorgespaard. In uitzonde
ringsgevallen (b.v. het onverzorgd achterblijven
van een weduwe) kan de bouwkas tot eerdere
terugbetaling overgaan, doch zij kan daartoe
niet worden verplicht. Voorts is nog de moge
lijkheid geopend om, met goedkeuring van de
bouwkas, het contract aan een ander over te
dragen. De koper van het contract wordt dan
overdrachtskosten verschuldigd tot een bedrag
van 2 °/oo van het bouwkapitaal. Het contract
kent geen afkoopwaarde en is in het algemeen
niet beleenbaar, zoals zulks bij levensverzeke
ringen het geval is.
De deelnemers storten hun spaar- en aflossings
bedragen op een geblokkeerde bankrekening
ten name van de bouwkas, over welk tegoed
de bouwkas alleen mag beschikken voor toe
kenning van bouwkapitalen of terugbetaling
van spaargelden.
Zoals blijkt, is het contract rijk aan verplich
tingen voor de deelnemer, nochtans biedt het
hem praktisch geen garantie, dat en zeker
niet lamineer hij een renteloze hypothecaire
geldlening zal krijgen. Dit hangt geheel af van
het verloop der beschikbare geldmiddelen en
wanneer dit niet „mee zit", komen de finan
ciële verplichtingen van de bouwkas tegenover
de deelnemer slechts hierop neer, dat zij de ge
dane spaarstortingcn moet terugbetalenzelfs
het tijdstip, zonar op de deelnemer deze terug
betaling zal kunnen vorderen, wordt bij het aan
gaan van het contract niet definitief bepaald.
Uiteraard zijn de contractvoorwaarden van
alle renteloze bouwkassen niet uniform, maar in
principe wijken ze van het bovenstaande toch
weinig of niets af.
Met één uitzondering werken alle bouwkassen
hier te lande renteloos; enige jaren geleden
werd in het Noorden van ons land een bouwkas
opgericht, welke werkt volgens het rentever-
rekenende stelsel, op welk stelsel wij aan het
eind van dit artikel nader terugkomen.
Deze vertoont veel overeenstemming met de ge-
geschiedenis der bouwkassen in Duitsland. In
hoofdzaak waren het de renteloze kassen, welke
hier enig succes konden boeken.
Als eerste bouwkas in Nederland kan worden
genoemd de stichting „Eigen Huis", in 1924
opgericht door de Coöperatieve Levensverze
keringmaatschappij „Concordia" U.A. te
Utrecht voor de leden van het R.K. W erk
liedenverbond.
Zij droeg het karakter van een gesloten kas en
werkte met groepen van 14 tot 28 personen, die
gedurende 14 jaar 2.50 per maand spaarden
en daarna 500.kregen uitbetaald. De kas
gaf viermaal dat bedrag, dus 2.000.aan
hypotheek erbij. In 1934 werd de kas door de
Verzekeringskamer verboden, als zijnde onver
enigbaar met het levensverzekeringsbedrijf.
Nadien werden er nog veel kassen opgericht;
het zou ons te ver voeren deze hier te bespreken.
Het proefschrift van Mr Dr A.-F. II. C. Schrij
vers maakt melding van de oprichting of de
poging tot oprichting van 35 kassen in de
periode van 1930 tot 1940. Zesmaal moest de
politie een waarschuwing tegen bepaalde onder
nemingen doen horen, terwijl 4 kassen failleer
den en 19 werden ontbonden, haar acquisitie stil
legden of zelfs spoorloos verdwenen! Van 194°
tot 1945 werdt er wederom een 16-tal opge
richt en ook na de bevrijding ging de vestiging
van nieuwe kassen voort. In totaal werden sinds
1930 in Nederland meer dan 50 bouwkassen
opgericht. Verschillende hiervan zijn echter in
middels ook weer verdwenen, soms met voor de
spaarders zeer teleurstellende en schadelijke ge
volgen. Een en ander maakte toezicht van over
heidswege noodzakelijk. Door de in 1943 ge-
installeerde staatscommissie werd in 1946 rap
port uitgebracht aangaande de wenselijkheid
De ontwikkeling
der bouwkassen in Nederland
9