Men zal opgemerkt hebben, dat wij ook het z.g.
gy-ale geld tegoed bij bankwezen en giro
instellingen tot de geldomloop rekenen. Er is
geen enkele reden om onderscheid te maken
tussen dat girale geld en het chartale geld,
waaronder verstaan wordt het bankpapier. Het
maakt geen verschil of men betaalt met giro
biljet of bankcheque dan wel met een bankbiljet.
Beide vormen van het geld geven beschikkings
macht over het goederenreservoir. Het heeft
dan ook geen zin zich blind te staren louter op
de circulatie aan bankpapier en evenmin is er
aanleiding al te veel waarde te hechten aan het
z.g. dekkingspercentage (zie boven) van de bank-
biljettencirculatie bij de Nederlandsche Bank.
Een vergelijking van de geldhoeveelheid van
thans met die van vóór de oorlog dient om
dezelfde reden betrekking te hebben op de totale
geldomloop. Deze laatste bedroeg einde 1938
2.541 millioen tegen 7-332 millioen einde
1948 en 7.388 millioen einde November jl.
(einde December jl. nog niet bekend ten tijde
van schrijven). De beschikbare hoeveelheid geld
- het geblokkeerde geld blijft hier buiten be
schouwing is derhalve bijna twee en een
half maal zo groot als vóór de oorlog. Zouden
de prijzen evenals de hoeveelheid goederen gelijk
zijn gebleven aan die van vóór de oorlog, dan
zou men zonder meer mogen
twee en een half maal meer sreld
dat
er
directe koop
kracht uitstaat dan gewenst is. Maar ook de
prijzen en lonen zijn flink gestegen, terwijl wij
gemakshalve nu maar zullen aannemen, dat per
hoofd van de toegenomen bevolking thans wel
nagenoeg evenveel goederen in omloop zijn als
voorheen.
Het algemeen indexcijfer van de groothandels-
prijzen was einde November 305 tegen 131 in
1940 (en 100 in de twaalf maanden tot einde
Juni 1939), het prijsindexcijfer van het gezins-
verbruik met lonen tussen 40.en 50.
per week, op 15 December 1949 226 (i938/'39
100), zodat men niet. kan beweren, dat de
geldhoeveelheid op het ogenblik abnormaal groot
is naar verhouding tot de hoogte van de prijzen.
Langzamerhand zijn wij als het ware in de te
wijde geld jas gegroeid. Dit is het algemene
verschijnsel van deze tijd, die wars is van z.g.
deflatie (inkrimping van geldvolume ten op
zichte van de goederenhoeveelheid) en een deva
luatie, die de koopkracht van het geld verzwakt
wegens de daaruit voortvloeiende prijsstijging,
verkiest boven een deflatie, welke prijs- en loon
daling tot gevolg heeft, maar de werkelijke
koopkracht van de arbeider niet behoeft aan te
tasten. In elk geval zal het duidelijk zijn, dat
men ter beoordeling van de monetaire ontwik
keling vooral het oog dient te houden op de
verhouding tussen totale geldhoeveelheid ener
zijds en de hoogte van het prijspeil anderzijds.
3
3
3
3
Datum
3J2 Nederland 1947
Nederland 1962/64
met belast, fac.
Investeringscert.
Nederland 1937
$-lening 1947
Juli 23 Aug. 23 Sept. 24 Oct. 24 Nov. 23 Dec. 20 Jan.
N.W.S.
Indië 1937 A
97 V8
97 Va
97 7a
9 7'Vta
98 v 1#
98V,ö
98 Vs
99
98 7„
98 Va
99 Via
997,0
99W,
IOO Va
98 V,6
98
9715A=
98 Va
981//
99
97 V*
97 7.6
97
97 7a
97719
9774
98 v4
io6n/,9
95 Va
9315 V.
94 7/a
98"/'1S
98"A,
Dollars
a 3.80
80 V8
80 Vs
80 y4
789/
8o3/16
80 Vs
95 V8
95 7*
94 V,
96'Vs
9711/,
2/2
3
9813/lö
110
81 B/it
951/1,!
951/10
13