actie toch nog altijd over een vrij bedrag aan
middelen van 640 millioen, naast een geblok
keerd tegoed (aan Marshall-guldens) ten belope
van 610 millioen.
Deze cijfers illustreren op treffende wijze de
krachtige positie, welke de schatkist thans op
de kapitaalmarkt inneemt. Er zijn dan ook op
het ogenblik in financiële kringen slechts wei
nigen, die voor de naaste toekomst met een
stijging van de rentevoet op de beleggingsmarkt
rekening houden. En dienovereenkomstig heb
ben de grote beleggende instellingen en de
pensioenfondsen de laatste tijd een afnemende
terughoudendheid aan de dag gelegd, hetgeen
zich in een vastere tendenz op de beleggings
markt heeft weerspiegeld.
De goudvoorraad van de Nederlandsche Bank
is intussen tot een totaal van 870 millioen
gestegen. Daarnaast beschikte de Nederlandsche
Bank over ongeveer 770 millioen aan buiten
landse betaalmiddelen. Zonder enige twijfel is
er dus, los van het „goud-cadeau", een belang
rijke wending ten goede in de betalingspositie
tegenover het buitenland te bespeuren.
Verschillende verklaringen zijn hiervoor te
geven, in de eerste plaats is de verhouding
tussen goederen in- en uitvoer de laatste maan
den voortdurend verbeterd, zodat in December
jl. 78 van de invoer door de uitvoer was
gedekt, terwijl dit percentage voor geheel 1949
gemiddeld bedroeg 71,9 tegen 54,8 voor
1948, een verhouding, die de vóóroorlogse
(74 in 1938) benadert.
Het zal duidelijk zijn, dat hoe groter het dek
kingspercentage, des te minder in de vorm van
deviezen buitenlandse betaalmiddelen) be
hoeft te worden voldaan. Wel moet hierbij enig
voorbehoud worden gemaakt, omdat het kan
voorkomen, dat het handelsverkeer met de
valuta-zwakke landen een overschot oplevert,
hetwelk niet kan dienen om het tekort in z.g.
harde valuta (dollar, Belg. franc en Zwitserse
franc) te dekken. Het staat echter vast, dat de
devaluatie Nederlands concurrentiepositie ten
opzichte van de harde valutalanden (Zwitser
land en de Verenigde Staten devalueerden hele
maal niet, België veel minder dan wij) belang
rijk heeft versterkt.
De devaluatie heeft monetair voorts tot gevolg-
gehad, dat voor elke dollar, die wordt ingevoerd
wegens de Marshall-schenkingen, niet 2.65,
doch 3.80 op de geblokkeerde rekening bij de
Nederlandsche Bank wordt geboekt, waardoor
de stijging van het tegoed aan Marshall-guldens
veel sneller geschiedt en tot een grotere hoogte
dan vóór de devaluatie.
Het komt ons echter voor, dat door sommigen
te grote betekenis aan de stijging van goud- en
deviezenvoorraad wordt toegekend. Met een
zekere triomf stelde een dagblad vast, dat de
verplichtingen van de Nederlandsche Bank thans
wel voor ruim 42 gedekt zijn (door goud en
deviezen). Op zichzelf valt hier weinig op af te
dingen. Maar men dient dan hieraan onmiddel
lijk toe te voegen, dat deze ontwikkeling plaats
vindt met behulp van zwaar afgegrendelde
deviezengrenzen. Ten opzichte van het buiten
land worden onze betaalmiddelen en onze goe
deren als het ware in een sluis gehouden, waar
van de deuren af en toe op een kiertje worden
opengezet.
Eerst wanneer het internationale betalingsver
keer geheel vrij zou zijn, zou over de werkelijke
positie van de gulden een juist oordeel kunnen
worden gevormd. Het is, dunkt ons, maar goed,
dat die proef nog maar niet wordt gewaagd.
Het zou ons thans te ver voeren in dit verband
de mogelijkheden te bespreken, welke de vrij
making van het Westeuropese betalingsverkeer
indien de desbetreffende plannen inderdaad
geleidelijk tot uitvoering komen kunnen bie
den 0111 de gulden weer tot een gezonde, vrije
valuta te maken.
Het goud- en deviezenbezit kan onder de be
staande beperkingen in het betalingsverkeer en
bij de vaste wisselkoersverhoudingen trouwens
niet meer worden aangewend tot automatische
regulateur van goederen- en geldverkeer met
het buitenland. Het z.g. goudautomatisme -
waarbij goud moest worden afgestaan aan het
buitenland, wanneer b.v. het pond of de dollar
te duur werden op de vrije markt, terwijl het
omgekeerde zich voordeed als de gulden voor
het buitenland op de vrije deviezenmarkt te
duur was geworden (het buitenland moest dan
veel aan ons land betalen, waardoor de vraag
naar guldens steeg) dat de geldomloop (bil
jetten en tegoed op rekening) deed dalen hij
goudafvloeiing en stijgen hij goudtoevloeiing,
had vroeger een heilzame werking op het beta-
lingsevenwicht. Inkrimping van de geldomloop
leidt immers tot prijsdaling, zoals uitzetting
(inflatie!) prijsstijging veroorzaakte. De les van
de oorlog en de na-oorlogse jaren zal zeker nu
nog geen nadere toelichting behoeven.
1 7