making gebleken, dat het kernvraagstuk van liet
bouwkasbedrijf het vraagstuk van de wachttijd
is en dat dit in nog sterkere mate het geval is
voor ondernemingen, welke volgens het rente
loze stelsel werken. Te dien aanzien nu meende
de Verzekeringskamer te moeten vaststellen, dat
velen ten gevolge van die uitzonderlijke omstan
digheden in het jongste verleden hierop een niet
geheel juiste kijk hebben. Welke waren immers
die uitzonderlijke omstandigheden geweest?
Ten eerste, dat vrijwel alle hier te lande werk
zame kassen jonge of zelfs zeer jonge onder
nemingen waren, welke dus de korte wacht
tijden vertoonden, die aan jonge bouwkassen
eigen zijn.
Ten tweede, dat ten gevolge van de grote geld-
ruimte en het gebrek aan beleggingsmogelijk
heden voor het publiek, de productie" van
nieuwe contracten zeer gemakkelijk en over
vloedig geweest was, terwijl ook extra-stortin
gen steeds ruimschoots hadden plaats gevonden.
En in de derde plaats hadden de bouwkassen,
ten gevolge van de onmogelijkheid voor de deel
nemers, die een lening kregen toegekend om tot
bouwen over te gaan, steeds over een overvloed
van contante middelen beschikt.
Door deze samenloop van omstandigheden had
het wachttijdvraagstuk zich nog niet als zeer
diringend voorgedaan en velen vertrouwden
maar al te geredelijk, dat dit ook in de toekomst
niet het geval zou zijn.
De Verzekeringskamer voorzag echter, dat deze
omstandigheden vermoedelijk op korte termijn
zeer ingrijpend gewijzigd zouden worden; dat
voor de geldruimte kapitaalnood in de plaats
zou treden en dat ook de productie niet die
stijgende lijn zou blijven vertonen, welke zij in
het verleden te zien had gegeven.
Een en ander wordt wel bevestigd door het
verloop van productie, royementen, verlagingen
en extra-stortingen. Uit de jaarverslagen no
teerden wij deze gegevens in onderstaand
staatje betreffende een tweetal kassen, nl. de
N.V. Bouwkas „Rohyp", opgericht in 1932 (de
grootste en oudste Nederlandse bouwkas) en
van de N.V. Nationale Bouwkas, welke in 1941
werd opgericht en dus behoort tot de jongere
kassen.
In duizenden guldens
'937
59
97
85
5"7
De cijfers der royementen en verlagingen van vóór 1945 zijn in dit staatje niet vermeld, omdat deze
niet belangrijk zijn.
Het jaarverslag van de Nationale over 1948 was bij het ter perse gaan van dit artikel nog niet ver
schenen.
3) Na de productiestop vanwege de Nederlandsche Bank dd. 21 Juli 1943 tot aan de bevrijding alleen
verhogingen van bestaande contracten.
Bezien we deze cijfers nader, dan blijkt, dat er geleidelijke ontwikkeling. Nadien, tot aan de
bij de oudste kas tot 1940 sprake was van een productiestop vanwege de Nederlandsche Bank
R O H
Y P
N A TI
0 N A L E
Jaar
Productie
Royementen
Extra
Productie
Royementen
Extra
en veria-
spaarstor-
en verla
spaarstor-
gingen
tingen
gingen p
tingen
'935
I.19O
18
1936
1.401
25
3-045
1938
3-797
89
1939
4-577
1940
3-954
1941
16.748
1942
45.060
i-559
397
"4
1943
60.885
3-819
743
57
"944
16.630 3)
2.623
129
29
"943
"6.797")
271
"•354
2.049
4"
1946
36.458
7.892
849
4.008
183
12
1947
22.525
"3-594
653
4.876
1.469
40
1948
14.366
20.468
601
2)
2)
2)
11