Dit vraagstuk is in de loop der jaren, vooral in de allerlaatste, steeds meer aan de orde geko men. Voorheen konden de boerenleenbanken de aan baar toevertrouwde middelen voor een belang rijk deel uitzetten in voorschotten en credieten aan baar leden. Hadden de bankep daarna nog middelen over, dan zonden zij deze naar de Cen trale Bank, welke over de deposito's der boeren leenbanken steeds een behoorlijke rente kon ver goeden. Het enige, waarvoor de Centrale Bank moest zorgen, was, zó liquide te zijn, dat zij op zeer korte termijn een zeer belangrijk bedrag ter beschikking van de boerenleenbanken kon stellen. Inzonderheid gold dit voor de seizoen- schommelingen van November en Mei, waarvan de laatste termijn de zwaarste was. Niet altijd ging dit even gemakkelijk en het beschikken over voldoende middelen om aan de aanvragen der locale banken te kunnen voldoen, bezorgde de Centrale Bank vaak zorgen. Zij is er echter steeds in geslaagd dit alles zonder stagnatie voor de locale banken te doen verlopen. De tijden echter veranderden. Van de zijde van deNederlandsche Bank werd aangedrongen op een betere liquiditeit. De zich toen reeds mani festerende crisisverschijnselen gaven, tezamen met de aandrang van onze circulatiebank, de stoot tot het tot stand komen van de bekende dispensatieregeling. Deze herinnering aan de moeilijkheden uit het verleden brengt mede, dat ook thans bij iedere belegging rekening dient te worden gehouden met de eisen der liquiditeit, niet alleen met het oog op de huidige omstandigheden, maar ook met het oog op de toekomst. De primaire taak der boerenleenbanken blijft het beschikbaar houden van gelden voor de credietverlening aan haar leden, van welke de individuele landbouwers en hun organisaties de belangrijkste zijn. En men dient zich hierbij de vraag te stellen in hoeverre deze oorspronkelijke werking der boerenleenbanken er ook in de toe komst weer zal zijn. Met deze zeer moeilijk in concrete cijfers uit te drukken omvang van de toekomstige voorschot- en credietverlening der boerenleenbanken moet de Centrale Bank met het oog op haar beleggingen rekening houden. Maar ook de locale banken zullen dit ieder voor zich moeten doen. Zij zullen zich slechts op dié beleggingen mogen richten, waarvan zij menen, dat deze haar in de toekomst in haar eigenlijke taak - de credietverlening aan de boerenstand - niet zullen kunnen belemmeren. Enerzijds moeten de locale banken derhalve de beschikking houden over een behoorlijk bedrag aan toever trouwde gelden, willen zij haar taak ook in de toekomst behoorlijk kunnen blijven vervullen. Zij zullen derhalve voor deze gelden een, gelet de tijdsomstandigheden, behoorlijke rente moe ten kunnen vergoeden. Anderzijds zullen de hanken niet te veel beleggingen op lange termijn kunnen en mogen nemen, willen zij in de toe komst niet in liquiditeitsmoeilijkheden geraken. Beleggingen op korte termijn, die een vrij hoge rente geven, zijn mede ten gevolge der overheids maatregelen op dit gebied zeer moeilijk te vin den. Leningen op lange termijn, die op het ogen blik wellicht zeer aantrekkelijk lijken, sluiten het gevaar in zich, dat men over enige jaren vast kan komen zitten. Met dit alles moet door de Centrale Bank hij het kiezen van beleggingen voor de organisatie terdege rekening worden gehouden en uiterste waakzaamheid is in dit opzicht geboden. Van de zijde der locale banken wordt vaak aan gedrongen op het volgen van de politiek der spaarbanken en tot het zoveel mogelijk aankopen van effecten, opdat de boerenleenbanken daar door in staat zullen zijn voor een behoorlijk- hoge rente zorg te dragen. Zouden zich echter in de toekomst opvragingen van gedeponeerde gelden op grote schaal gaan voordoen, dan zou men verplicht zijn over te gaan tot liquidatie dezer effectenportefeuilles. Afgezien nog van de vraag of een dergelijke omvangrijke liqui datie van effectenbezit op korte termijn prak tisch mogelijk zou zijn, zou een dergelijke om vangrijke gedwongen liquidatie zeer zeker grote verliezen opleveren. Bovendien is er de moeilijkheid de gemiddelde rente van een dergelijk effectenbezit zich te doen aanpassen aan de algemeen geldende rentestand. Behoedzaamheid is noodzakelijk. Met de ver schillende hierboven genoemde factoren zal re kening moeten worden gehouden, terwijl daar naast getracht moet worden tóch nog een be hoorlijke rente te vergoeden, zowel de boeren leenbanken aan haar inleggers als de Centrale Bank aan de locale banken. Steeds dient men zich er ten volle van bewust te zijn, dat de mo gelijkheid van grote opvragingen en grotere omvang der credietverlening ook voor de toe komst bestaat. Men zal zich een zekere zelfbe perking in beleggingen op langere termijn moe ten opleggen en met groot overleg een keuze uit diverse beleggingsmogelijkheden moeten doen. Niet teveel streven naar een direct voordeel, voortspruitende uit een wat hogere rente, maar Het beleggingsprobleem 7

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1950 | | pagina 7