wij niet minder dan 1,4 millioen ton importeer
den. In België-Luxemburg overtreft de pro
ductie het verbruik 2jd> maal!
Tegenover het streven der regering om, zoals
in het geval der hoogovens, de zogenaamde
basisindustrieën uit te breiden of de oprichting
\an nieuwe ondernemingen met dit karakter te
bevorderen, heeft onlangs de directie van de
Nederlandse Handel Maatschappij in haar jaar
verslag over 1948 een waarschuwende stem
laten horen. Het grootste deel van de productie
der basisindustrieën zal tot eindproducten moe
ten worden verwerkt door de middelgrote in
dustrie. Immers de grootste winst op een pro
duct wordt gemaakt gedurende de bewerkings-
phase en niet in de basisindustrie, die de grond
stoffen hiervoor levert.
Voorts is de uitbreiding van de middelgrote
industrie vooral van belang voor het scheppen
van nieuwe werkgelegenheid, aangezien meer
en meer blijkt, dat de sterk gemechaniseerde
basisindustrieën weinig arbeidsintensief zijn,
doch sterk machine-intensief. Dat blijkt uit de
cijfers, die prof. Ten Doesschate onlangs gaf.
Het investeringsbedrag in een moderne walserij
was vóór de devaluatie ca. 75.000.per
arbeider, thans 90.000.a 100.000.In
de chemische industrie rekende men vóór de
devaluatie reeds met 100.000.- per arbeider
en in de electriciteitsindustrie gemiddeld met
150.000.-— per man.
Het is voorts bekend geworden, dat uit de tegen
waarde van de Marshall-lmlp (de zogenaamde
bijzondere rekening van 's Rijks schatkist bij de
Nederlandsche Bank) een bedrag zal worden
afgezonderd, bestemd om een bijdrage te leveren
tot de industriële ontwikkeling van ons land.
Waarschijnlijk zullen deze gelden worden ge
bruikt om te dienen als een garantie voor de
deelneming van bepaalde lichamen (de Herstel-
bank b.v.) in het risicodragend kapitaal van
daarvoor in aanmerking komende ondernemin
gen. Anders dan bij de hoogovens, waarbij de
Marshall-hulp direct in het geding wordt ge
bracht, is de Marshall-lmlp hier indirect bij
betrokken. Men kan zich indenken, dat het hier
om kleinere industriële objecten gaat en dat ook
de agrarische industrie, die ook voor het inves
teringsprobleem staat, ervan zou kunnen profi
teren, mits er een oplossing gevonden wordt
voor de quaesties, die de structuur dezer industrie
(in hoofdzaak coöperatief) opwerpt.
Zo kan er dus een beetje schot in de zaak komen.
Veel heeft het nog niet te betekenen.
Het totale bedrag, nodig voor de vergroting der
industriële productie, schatte minister Van den
Brink onlangs op 2,7 milliard gulden aan nieuwe
investeringen, de vervanging dus niet meegere
kend, uit te geven in 4*^ jaar.
Het bedrag, dat van de bijzondere rekening van
de schatkist afgezonderd zal worden voor de
hierboven bedoelde garantie zal ongeveer ion
millioen zijn. Het hoogovenproject vergt onge
veer 200 millioen. Zou men daarnaast de
emissie-activiteit, die de laatste tijd zéér gering
is, als maatstaf nemen voor de industrialisatie,
dan kan de conclusie helaas niet anders zijn, dan
dat er weinig meer gebeurd is, nadat enige grote
industriële ondernemingen zich het vorig jaar
met grote, een vaste rente dragende, leningen
van kapitaal hebben voorzien. Het is te hopen,
dat een wijziging der fiscale politiek de activi
teit van de ondernemers dié prikkel zal geven,
zonder welke zij zich blijkbaar onvoldoende ont
plooit, namelijk de mogelijkheid tot het behalen
van financiële resultaten, die tegen de risico's
opwegen.
Het advies van de Stichting voor de Landbouw
aan de bedrijfsgenoten is, dat de (niet ver
plichte) 5 loonsverhoging in de collectieve
contracten dient te worden opgenomen. Terzelf
der tijd bepleit zij de noodzaak van doorbereke
ning van de kosten dezer loonsverhoging in de
prijzen der producten. Dit verlangen is volko
men redelijk en men kan zich niet anders voor
stellen dan dat de regering dit standpunt onder
schrijft. Men kan ook niet zeggen, dat het stand
punt van de arbeiders, die na de devaluatie
behoud van het reële loon vroegen en zich tot
grotere inspanning bereid verklaarden, onre
delijk is. Zo zijn dus alle partijen redelijk en
men vraagt zich af, waarover men zich dan nog
zorgen moet maken.
Het komt ons voor, dat het onze exportpositie
is, die het risico dezer eensgezinde redelijkheid
zal moeten dragen. Iedere kostenverhoging
schaadt onze concurrentiekracht. Dat doet ook
deze loonsverhoging. Waarschijnlijk kunnen wij
voorshands deze kleine schok wel verdragen,
maar al te licht moet men er toch ook weer niet
over denken. Vooral Denemarken, onze concur
rent in geheel West-Europa, moeten wij in de
gaten houden. Reeds thans maakt onze tuinbouw
zich zorgen over de concurrentie van de Deense
bewaarkool op de Duitse markt, waartoe ook
deze sinds kort vrije toegang heeft. Als in 195°
de grasgroei in geheel Europa gunstig is en
Frankrijk, België en Zwitserland veel minder
5
De ware prikkel
Het risico der redelijkheid