Tn 1934 werd opgericht een Centraal Bureau voor
de kleine spaarders, welk bureau controle ging
uitoefenen op alle spaarinstellingen, dus ook op
de Raiffeisenkassen en haar Centrale. Het is
dus, zo zegt de heer Florquin in zijn boek, langs
de spaar functie, dat de overheid in België in de
Raiffeisenorganisatie is binnengedrongen.
Bij Koninklijk Besluit van 8 Maart 1935 werd
dan bepaald, dat de M.K.K. haar werkzaam
heden zou staken en zich uitsluitend nog zou
bezig houden met de vereffening van haar be
zittingen en schulden. (Onder dit laatste werd
verstaan het terugbetalen der spaargelden). De
M.K.K. nam activa en passiva der onde spaar
en leengilden over, doch hield op hun Centrale
te zijn.
F.r werd bij K.B. van 15 December 1934 een
nieuwe instelling opgericht, de Centrale Kas
voor Landbouwkrediet van de Belgische Boeren
bond (C.K.L.), welke de werkzaamheden van
de M.K.K. voortzette.
De vroegere spaar- en leengilden werden defini
tief Raiffeisenkassen genoemd en van rechts
wege aangesloten bij de C.K.L.
De niemve organisatie kreeg tot taak de zorg
voor het landbouwcrediet op zich te nemen met
uitsluiting van alle speculatieve transacties.
Het doel van de C.K.L. word in. art. 2 harer
statuten als volgt omschreven
1. het bevorderen van de -ing der aange
sloten Raiffeisenkassen;
2. alle werkzaamheden op bet gebied van het
landbouwcrediet
3. alle financiële of andere werkzaamheden,
die niet verbonden zijn aan coöperatieve
verenigingen, die gelden a deposito nemen.
Daar de C.K.L. gebonden is aan het Koninklijk
Besluit, waarbij zij werd opgericht, is zij in haar
werk meer gebonden dan de M.K.K. Bovendien
heeft het bestuur der C.K.L. nog bepaald, dat
zij, die gelden a deposito willen plaatsen bij de
C.K.L., lid moeten zijn van de aangesloten
Raiffeisenkassen. Deposito's mogen ook wor
den aangenomen van instellingen, die aangeslo
ten zijn bij de Belgische Boerenbond.
Het doel der Raiffeisenkassen (welke kassen
evenals de C.K.L. gebonden zijn aan het Ko
ninklijk Besluit van 15 December 1934) bleef
ongewijzigd. Haar doel is volgens art. 2 harer
statuten
Onder leiding der C.K.L. en binnen een beperkt
gebied
1. crediet te verlenen, in het bijzonder aan baai-
leden en voor landbouwdoeleinden
2. gelegenheid te bieden tot veilige geldbeleg
ging-
De dubbele functie van lenen en sparen bleef
derhalve behouden.
Te dezer plaatse moge worden opgemerkt, dat
bij de statutenwijziging van 1944 het werkge
bied der Raiffeisenkassen werd uitgebreid.
Aan bovenweergegeven art. 2 der statuten werd
toegevoegd
3. ten behoeve van de land- en tuinbouwers en
in het bijzonder van baar leden, alsook ten
behoeve van alle land- en tuinbouworgani
saties, alle ontvangsten en uitgaven te doen
en in het algemeen alle financiële transacties,
die in verband staan met de uitoefening van
het land- en tuinbouwbedrijf, te vergemak
kelijken en te bevorderen.
Regel werd bij de Raiffeisenkassen: ,,Geld van
de leden en geld vóór de leden."
Voor alle te verstrekken voorschotten en credie-
ten moet de goedkeuring der C.K.L. worden ge
vraagd.
De schrijver vraagt in dit hoofdstuk in het
bijzonder de aandacht voor het feit, dat de
nieuwe statuten der Raiffeisenkassen op enkele
punten afwijken van de principes van Raif-
feisen.
Zo is b.v. de onbeperkte aansprakelijkheid van de
leden der Raiffeisenkassen vervangen door een
beperkte aansprakelijkheid (tot fr. 100 per aan
deel van fr. 50). De schrijver acht dit een ver
lies voor bet Raiffeisensysteem en noemt bet
eigenaardig, dat voor de locale banken, aan wie
van overheidswege de naam Raiffciscnkassen
werd opgelegd, één der hoofdpunten van bet
systeem van Raiffeisen is vervallen.
De heer Florquin stelt zelfs de vraag of in
België nog gesproken kan worden van een Rai f-
feisenorganisatie. Betoogd wordt voorts, dat
Raiffeisen de onbeperkte aansprakelijkheid in
zijn systeem opnam ter vervanging van de kapi
taalfunctie, dus noodgedwongen. De onbeperkte
aansprakelijkheid bleek in België een rem te zijn
voor verdere ontwikkeling. Daarom weigerde
de overheid handhaving van de onbeperkte aan
sprakelijkheid. Tevens kan in dit verband wor
den opgemerkt, dat de landbouwende bevolking
in België kapitaalkrachtiger is geworden.
De schrijver constateert, dat bet nieuwe stelsel
15