exploitatie aanmerkelijk verkleinen, is de in vloed daarvan op het rendement niet groot ge noeg om de nieuwbouw voor particuliere en institutionele beleggers te maken tot een aan trekkelijke beleggingrekening houdend met deze vergoedingen leiden rendementsberekenin gen in bet algemeen tot een resultaat, dat ligt beneden de voor hypotheken geldende rentevoet, terwijl beleggers juist een hoger rendement vorderen in verband met het grotere kapitaal risico en de meerdere moeite en zorg, welke aan de eigendom van de te verhuren woonhuizen zijn verbonden. Nieuwbouw voor rekening van beleggers is dan ook alleen te verwachten, in dien door bijzondere financiële tegemoetko mingen van aanstaande huurders het rendement kan worden opgevoerd. In tegenstelling tot de belegger ziet de eigenaar- zelfbewoner in de nieuwbouw ook andere dan alleen op geld waardeerbare factoren. Het gaat er bij hem niet zo zeer om voor zijn kapitaal een rentegevende belegging te zoeken, doch veel eer om desnoods met geleend geld zijn behoefte in een eigen huis te wonen te dekken op een wijze, waarvan hij meer bevrediging verwacht- dan van een huurwoning. In vergelijking met het huren van een woning kan het eigen huis meerdere voordelen bieden. Behalve dat het heer en meester zijn in een eigen huis, dat naar eigen behoeften en smaak is gebouwd, een zekere voldoening schenkt, welke een gevoel van eigenwaarde en onafhan kelijkheid kan aankweken, alsmede een gunstige invloed kan uitoefenen op de familietraditie en het familieleven, brengt het eigen bezit tegelij kertijd een nieuwe zorg en een zekere gebonden heid met zich mee, welke zich ten nadele van de eigenaar kunnen openbaren, b.v. doordat ver andering van werkkring hem noodzaakt tot verhuizing of de hypothecaire geldschieter in verband met waardedaling van het pand dan wel ten gevolge van liquiditeitsmoeilijkheden tot opzegging van de hypotheek overgaat of doordat zijn behoefte aan een speciaal huis ver andert in verband met de grootte van zijn ge zin, enz. Behalve van persoonlijke behoeften hangt de voorkeur voor een eigen huis ook af van de ter plaatse heersende gewoonteten plattelande is het eigen bezit meer in gebruik dan in de grote steden. Het is niet onze bedoeling hier te trach ten een enigszins volledige behandeling te geven van de motieven, die tot een eventuele voorkeur kunnen leidenvast staat evenwel, dat die voor keur niet uitsluitend wordt beheerst door een zekere mate van welstand of door overwegingen van financiële aard, waarvoor wij ons hier meer speciaal interesseren. Berekent de belegger voor zijn nieuw gebouwde woningen een rendement, dat lager is dan de hypotheekrente, dan is de grootte der opgeno men hypotheek tevens van invloed op zijn ren dement. Financiert hij de bouw geheel met eigen geld, dan zal zijn rendement b.v. bedra gen; veronderstellen wij eens, dat hij de bouw geheel zou kunnen financieren met hypotheek, waarvoor hij 4 rente moet betalen, dan wordt het gehele rendement door de hypotheekrente verbruikt en moet hij jaarlijks ^2 op de exploitatie der huizen toeleggen. Een dergelijk laag rendement voor huizenbezit kan evenwel worden gezien als een tijdelijk verschijnsel. Onder meer normale verhoudingen is dit ren dement in het algemeen hoger dan de hypo theekrente. In dat geval kan het rendement juist worden opgevoerd door het te investeren eigen geld zo laag mogelijk te houden en zoveel mo gelijk hypotheek op te nemen. Terwijl de belegger belang heeft bij het rende ment van zijn kapitaal, streeft de bezitter van een eigen huis ernaar de eigendom onbezwaard te bezitten. Zijn zienswijze demonstreert zich wel duidelijk in de volgende redenering. Wordt een woning voor een derdedeel gefinancierd met eigen geld en het overige twee derdedeel met hypotheek en betrekt men die woning op 30-jarige leeftijd, terwijl nadien voor eigen- domslasten, hypotheekrente en aflossing teza men jaarlijks een zelfde som wordt besteed als de huurprijs zou bedragen, dan zou het zó kunnen uitkomen, dat men 11a b.v. 20 jaar, dus °P 5°"Jar'ge leeftijd een onbezwaard huis zou bezitten. Of de termijn, gedurende welke hij in het huis moet wonen om zich daarvan onbe zwaard eigenaar te kunnen noemen, in werke lijkheid korter of langer zal zijn dan 20 jaar, hangt van vele factoren af, zoals de grootte van de bouwsom, de huurwaarde en de lasten. E11 wat heeft dit waardevolle bezit hem gekost? M.a.w. welke offers heeft hij meer moeten brengen dan indien hij huurder was? Om te beginnen het bedrag, dat hij uit eigen geld aan de woning ten koste heeft gelegd, n.1. een derde deel en wat nog meer? Meer niet, want wat hij aan eigendomslasten, rente en aflossing heeft betaald, was hij anders aan huur kwijt geweest. Passen wij deze redenering toe op het geval, dat de bouw geheel met geleend geld was gefinan cierd, dan komen wij tot het resultaat, dat de kosten van het onbezwaarde eigen huis nihil zijn geweest. 10

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1950 | | pagina 10