bedraagt van de tegenwoordige. V an die levens standaard kunnen wij ons geen voorstelling maken. Thans is er één auto op iedere vier Amerikanen; zullen er dan twee auto's voor iedere Yankee zijn? Iets dichter bij huis blijft professor Slichter van de Harvard Universiteit, die aanneemt, dat omstreeks 1980 de waarde van goederen en diensten, die in 1948 250 mil- liard dollar bedroeg, zal zijn gestegen tot ten minste 416 milliard op de basis van de huidige prijzen; het kan zelfs wel 55° milliard zijn. Niet alleen de professoren in de economie, doch ook de Amerikaanse zakenlieden laten zich op timistisch uit en zien grote mogelijkheden voor de producenten van duurzame consumptie goederen. Als dit de stemming is in Amerika en als het gevoel van verantwoordelijkheid voor de gang van zaken in de wereld, dat zich daar ontwik keld heeft, stand houdt, dan mogen wij wellicht ook verwachten, dat men Europa de tijd zal geven 0111 het herstel tot stand te brengen en dat 1952 niet de uiterste termijn zal zijn van de Amerikaanse hulp. ant betalen kan Ame rika de 3 a 4 milliard dollar nog wel, die thans voor het Europees herstelprogramma wordt uit gegeven; het bedrag is immers niet veel meer dan 1 c/c van het nationale inkomen. Als men van die Amerikaanse rijkdom en toe komstige welvaart hoort, doet het een beetje vreemd aan, dat de geruchten omtrent een op handen zijnde devaluatie van de dollar zo hard- nekkig aanhouden. Die1 geruchten betreffen eigenlijk niet zo zeer een devaluatie dan wel een verhoging van de goudprijs, hetgeen echter op hetzelfde neerkomt. Een van de symptomen is o.a., dat de circulatiebanken in Europa sinds de devaluatie een duidelijke voorliefde voor goud boven dollars aan de dag leggen. De Neder- landsche Bank heeft enige weken geleden een hoeveelheid goud ter waarde van 128 millioen gulden verworven. Er zijn volgens het Engelse weekblad „The Economist" twee volkomen tegenstrijdige ziens wijzen, die ieder voor zich een verklaring voor de devaluatiegeruchten inhouden. De eerste op vatting is, dat voortschrijdende inflatie de dollar spoedig tot een overgewaardeerde munteenheid zal maken en dat een vermindering van het goud gehalte een logische aanpassing is bij deze toestand; volgens de tweede zienswijze zullen deflatoire invloeden het nodig maken, dat aan de bedrijvigheid een injectie wordt gegeven in de vorm van een waardevermindering der munt eenheid (vgl. de Nederlandse devaluatie in I936). Het blad is van oordeel, dat de twee genoemde meningen beide elke grond missen. Zij zijn volkomen in strijd met de feitelijke monetaire en economische toestand van het ogenblik. De geruchten echter houden aan. Misschien is er nog het meest te zeggen voor de opvatting, dat een verhoging van üe goud prijs de regering de welkome gelegenheid zou geven op papier een winst te registreren van met minder dan 11 milliard dollar, indien de goudprijs op 50 zou worden gebracht. Deze winst, m teite een pijnloze belastingoperatie, zou gebruikt kunnen worden voor schulddelging of 0111 andere landen in de gelegenheid te steden over te gaan tot een vrije muntinwissehng, die als één van de eerste voorwaarden voor het herstel ener gezonde economie wordt gezien. De „Economist" acht het intussen niet waar schijnlijk, dat een manipulatie met de goudprijs voor de deur staat. In Washington vergaderde eind November de F.A.O., de voedsel- en landbouworganisatie der Verenigde Naties. Er is ditmaal weer eens een concreet plan in behandeling geweest ter op lossing van het oude vraagstuk, het gelijktijdig voorkomen van gebrek naast overvloed in de wereld, liet plan beoogt de oprichting van een internationaal lichaam, dat de naam zal dragen van „International Commodity Clearinghouse". Dit vreemde woord is niet zo gemakkelijk te vertalendat is misschien niet erg, want het is al zeer onwaarschijnlijk, dat dit plan door gang vindt. De bedoeling is, dat wanneer er in een land van bepaalde agrarische stapel producten (tarwe, maïs, katoen, suiker b.v.) een teveel is, dit surplus verkocht wordt aan het Clearinghouse, dat echter de betaling daar voor schuldig blij ft aan het land, dat de pro ducten levert. Nu komt er een koper (met zachte valuta) die de koopsom bij het Clearinghouse stort en daarvoor producten ontvangt. Inwisse ling van beide valuta's is voorshands niet mo gelijk en wordt naar de toekomst verschoven. Het goed is echter aan de man gebracht en daar gaat het om. Als wij het spel goed begrijpen, ontvangt het exporterende land echter geen betaling, het heeft alleen aanspraak op een portie zachte valuta, die op zijn rekening bij het „house" staat. De betaling van de boeren, die de producten hebben geleverd, zal dus uit andere fondsen, regerings voorschotten b.v., dienen te geschieden. Het lijkt een eenvoudig plan; eerlijk gezegd doet het wat simpel aan. Als de importerende landen, de landen met de zwakke valuta dus, wisten, dat De dollar en hei goud Overvloed en gebrek 5

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1949 | | pagina 9