EEN STEM UIT ZWITSERLAND Van harte hopen wij dat dit gedenkteken de daaraan in liet nieuwe gebouw der Centrale •Bank in te ruimen plaats spoedig zal mogen in nemen en dat het daar tot in lengte van jaren ook tot het nageslacht zal mogen spreken van het grote werk door boerenleenbanken en Cen trale Bank in het belang van het landbouw- credietwezen verricht. De heer J. Heuberger, directeur van de Zwit serse Centrale Bank, heeft een bezoek gebracht aan de Benelux-landen en geeft thans in het blad van onze Zwitserse zusterbank zijn be vindingen weer. De beer Ileuberger bepaalt zich in zijn artikel tot het landbouwcredietwezen in ons land onder de titel ..Raiffeisen in Holland". Na verteld te hebben dat Nederland 1300 boerenleenbanken telt, België 750 en Luxem burg 125, merkt de heer Heuberger op, dat in tegenstelling tot de beide laatstgenoemde landen, de boerenleenbanken in ons land niet bij één centrale organisatie zijn aangesloten, doch bij twee. De heer Heuberger verklaart dit enerzijds uit de bijzondere confessionele verhoudingen in ons land en anderzijds uit een verschil in op vatting ten aanzien van de juridische vorm. Gewezen wordt voorts op het feit, dat de bij Utrecht aangesloten boerenleenbanken evenals de Zwitserse boerenleenbanken zich in den loop der jaren ontwikkeld hebben tot dorpsbanken. Na enkele cijfers te hebben gegeven over de Nederlandse boerenleenbanken en haar Centra les merkt de schrijver op, dat de beide Centrale Banken op hechte basis zijn gevestigd, dat ze beschikken over modern ingerichte kantoren, waarin een groot personeel werkzaam is. Een vergelijking met de Zwitserse Centrale Bank wijst uit, dat Utrecht en Eindhoven met tezamen 1300 banken beschikken over een personeel van 325 personen, terwijl de Zwitserse Centrale Bank met 900 banken slechts 65 arbeidskrachten heeft. De schrijver vindt dit des te merkwaar diger door het feit, dat men in Nederland slechts met één taal te maken heeft en in Zwitserland met vier. Echter geeft hij wèl aanstonds toe, dat de zoveel sterkere personeelbezetting in ons land veroorzaakt wordt door de na het einde van de oorlog genomen geldsaneringsmaatregelen en door de deviezen voorschriften, maar z.i. toch ook door de hogere balanstellingen en niet in de laatste plaats door de kortere arbeidstijd en de minder grote arbeidsintensiteit Verder merkt de heer Heuberger op, dat het landbouwcredietwezen in Nederland in sterke mate de publiekrechtelijke lichamen financiert en voornamelijk de Staat, hetgeen, zegt hij, de nauwe band tussen het landbouwcredietwezen enerzijds en het ministerie van Financiën en de Nederlandsche Bank anderzijds verklaart. Niettegenstaande de hoge personeelbezetting zijn de onkosten der beide Centrale Banken volgens de schrijver laag. Zeer laag zijn de onkosten dei- aangesloten banken en hierdoor is het volgens de directeur onzer Zwitserse zusterinstelling te verklaren, dat het landbouwcredietwezen in Nederland niettegenstaande de geringe marge tussen debet- en creditrente toch nog een over schot laat. De heer Heuberger ziet het landbouwcrediet wezen in Nederland momenteel in hoofdzaak dienst doen als reservoir der spaargelden. De landbouw heeft zich gedurende de oorlog voor een groot deel van schulden vrij kunnen maken. Intussen is er thans grote behoefte aan inves teringen, aan welke behoefte in verband met de deviezenmaatregelen slechts langzaam kan wor den voldaan, doch waarvoor de middelen ter verstrekking van credieten in ruime mate voor handen zijn. Na de viering der 50-jarige jubilea van de beide Centrale Banken te hebben gememoreerd, ein digt de schrijver zijn artikel met erop te wijzen, dat wat aan buitenlandse bezoekers wel het sterkste opvalt in Nederland het feit is, dat de landbouwcredietorganisatie, die geheel is inge richt op „eigen hulp", door gezaghebbende Regeringskringen op zo grote waarde wordt geschat. Niet alleen dat de Regering groot be lang stelt in de praktische wijze, waarop de organisaties in eigen behoeften voorzien, maar zij verschaft hen ook een zo goed mogelijke morele steun. Tot zover de heer Heuberger, wiens kijk op het Nederlandse coöperatieve credietwezen wij van voldoende belang achten om er in ons blad het een en ander van weer te geven. Met de wijze, waarop anderen (en inzonderheid tot oordelen bevoegden uit andere landen) ons zien, kunnen wij zelf zonodig ons voordeel doen. 10

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1949 | | pagina 14