gesuggereerd door de volijverige voorzitter der
jubileumcommissie, tot wie als goede jager de
heer Mindcrhoud zeker niet zou durven spreken
over de „oren" van „de" haas! Heeft men er
wellicht mede willen aanduiden, dat het perso
neel der Centrale Bank werkt als een paard?
Of zou het de bedoeling kunnen zijn om op
deze wijze de inspectie der Centrale Bank, die
bij het verrichten van haar werk kassiers en
bestuurders der boerenleenbanken wel eens op
de vingers moet tikken, er aan te herinneren,
dat ook het beste paard wel eens struikelt? Hoe
het ook zij, de heer Minderhoud verklaarde van
mening te zijn, dat met het aanvaarden van dit
beeld niet het paard van Troje is binnengehaald,
terwijl de degelijkheid van de voorzitter der
jubileumcommissie hem er borg voor is, dat in
dit geval het hinkende paard niet achteraan zal
komen. Men mag, aldus de heer Minderhoud, een
gegeven paard niet in de bek kijken, maar dit
paard vormt dan een grote uitzondering op deze
regel, want het mag zeer zeker gezien worden.
Xa deze geestige parodie op het hoofdmotief
van het monument nam de heer Minderhoud dit
van de commissie over als blijk van waardering
der locale banken voor het werk der Centrale
Bank. Bestuur, raad van toezicht en directie
zijn voor dit blijk van waardering zeer gevoelig
en aanvaarden het gedenkteken met grote er
kentelijkheid.
Hoewel het, aldus de heer Minderhoud, de be
doeling van de commissie was het beeld in het
gehouw der Centrale Bank te plaatsen, was dit
in verband met de enge behuizing helaas niet
mogelijk en werd het voorshands in de tuin
der Centrale Bank opgesteld, echter op een
bijzondere' plek. Immers onder de voeten der
aanwezigen en onder het voetstuk van het beeld
strekt zich de kluis der Centrale Bank uit, in
welke het vele millioenen guldens tellende
effectenbezit van de locale banken en haar
leden, alsmede het meer bescheiden bezit van
de Centrale Bank veilig zijn opgeborgen. Van
deze inhoud der kluis vormt dit gedenkteken
een waardige bekroning. Te zijner tijd zal het,
zo zeide de heer Minderhoud, een plaats ont
vangen in het nieuwe gebouw der Centrale Bank.
Daar zal het ieder, die dit gebouw betreedt,
doen zien welk een groot werk in een periode
van vijftig jaren ten behoeve van het coöpera
tieve landbouwcrediet werd verricht. Voor allen,
die op welke wijze dan ook bij het werk van
onze organisatie zijn betrokken, zal de aan
schouwing van het gedenkteken een aanmoedi
ging zijn om met het werk voort te gaan.
Wij, zo eindigde de heer Minderhoud zijn rede,
aanvaarden dit monument met grote dankbaar
heid.
Tot slot werd nog een enkel woord gesproken
door de vervaardiger van het beeld, de heer
Termote, die weliswaar kort doch zeer juist
naar voren bracht, dat een kunstenaar zijn ge
dachten beter kan uitdrukken in de vaak weer
barstige stof dan in vergankelijke woorden.
Spreker dankte voor de aan hem verleende op
dracht en meende te mogen zeggen in de uit
voering daarvan en in het weergeven van zijn
visie op onze organisatie geslaagd te zijn. De
heer Termote noemde dit het derde ruiterbeeld
van zijn hand, dat in Utrecht een plaats vindt,
wel het kleinste van fte drie, maar niet het
minste.
(Wij merken hierbij op, dat de beide andere,
o-rote ruiterstandbeelden van de heer Termote,
die onze stad thans rijk is, respectievelijk voor
stellen Willebrord, de brenger van het Christen
dom in Nederland en St. Maarten, de schuts
patroon der stad Utrecht).
Hiermede was deze korte plechtigheid ten einde
en bleef de tuin der Centrale Bank weer rustig
achter, verfraaid en verrijkt door het daarin
geplaatste monument, dat ons de volgende regels
van de dichter Hieronymus van Alphen in ge
dachten brengt
„Wanneer de landman, moe van 't ploegen,
de neigend' avondschaduw groet,
verheugt hij zich in het genoegen,
dat hij naar huis ter ruste spoedt."
De bij dit verslag afgedrukte foto geeft een
zeer goed beeld van dit eerste monument, dat de
Centrale Bank haar eigendom mag noemen. De
in brons gegoten beeldengroep, die 90 cm hoog
is, werd geplaatst op een voetstuk van zand
steen. Aan de voorzijde van dit voetstuk is de
volgende inscriptie gebeiteld
1898 HULDEBLIJK 1948
aangeboden ter gelegenheid van het 50-jarig
bestaan der
COÖPERATIEVE
CENTRALE RAIEFEISEN-BANK
door de bij haar aangesloten locale banken.
Zeer in het bijzonder treft de natuurlijke
houding der figuren, welke houding door de
beeldhouwer uitstekend is getroffen. Het ge
sprek van landman en tuinder duurt het paard
kennelijk te lang: de omgewende kop en het
vooruit gezette rechterachterbeen drukken spre
kend het ongeduld van het dier uit.
i 1
9