Dan treft men nog de figuur aan, dat een land
bouwer of teler het recht om de te velde staande
gewassen te oogsten aan de bank overdraagt
tot zekerheid van een te verlenen crediet. Dit
is een figuur, die voorkomt als de grond de
credietnemer niet in eigendom toebehoort, doch
gepacht is. De credietnemer draagt dan dus het
recht om de gewassen te oogsten, hetwelk hij
aan het pachtcontract ontleent, aan de bank over.
Hij neemt de verplichting op zich om de oogst
voor de bank binnen te halen en aldus het oogst-
recht van de bank voor haar uit te oefenen.
Het bezwaar van al deze constructies is nu, dat
de zekerheid, hoewel juridisch mogelijk, in de
practijk ten enenmale onvoldoende is, daar de
bank de feitelijke macht mist haar recht te doen
gelden, als de credietnemer of de verkoper buiten
haar om dus in strijd met de aangegane
overeenkomst de oogst te gelde maakt. Be
halve de contractuele en dus ook morele ge
houdenheid van de boer om de oogst ter be
schikking van de bank te houden, bestaat er in
feite voor de bank geen zekerheid, dat zij haar
geld terug krijgt. En de statuten ener boeren
leenbank eisen nu eenmaal voldoende zekerheid-
Beziet men bovendien, wat er in geval van fail
lissement van de verkoper of credietnemer ge
beurt als de oogst nog te velde staat.
Wat de overdracht van het oogstrecht betreft,
is dit eigenlijk nog de minst onveilige methode,
want, tenzij de curator meent, dat door deze
handeling de schuldeisers benadeeld zijn, zal hij
die overdracht niet kunnen aantasten of het
moest zijn, dat hij de pachtovereenkomst niet
gestand wenst te doen (in welke overeenkomst
het oogstrecht zijn grond vindt), waartoe hij
niet spoedig zal overgaan. Anders is het bij
vóórverkoop of de verplichting tot eigendoms
overdracht tot zekerheid. De bank kan de curator
nl. wel sommeren om zodra geoogst is, de pro
ducten aan haar te verkopen of in eigendom
tot zekerheid over te dragen, doch het staat de
curator vrij de bank mede te delen, dat hij daar
niet over peinst, waarna de bank als concurrent
schuldeiser in de boedel opkomt, de haar be
loofde oogst in de boedel valt en alle credi
teuren ten goede komt. Ook zij men erop
bedacht, dat ingeval de oogst in gepachte grond
staat, de verpachter eigenlijk afstand moet doen
van zijn voorrecht dat hij van de pachtpenningen
op de oogst heeft. Is hij hiertoe niet bereid,
dan dreigt steeds het gevaar, dat bij wanbetaling
der pacht de verpachter zich vóór de crediet
nemer schuift, waardoor deze laatste geheel of
gedeeltelijk achter het net kan vissen.
Uit het voorgaande is het dus wel duidelijk, dat
het op een of andere wijze verbinden van de
oogst een allesbehalve eerste klas zekerheid kan
worden geheten. Het zou met de directe oogst-
financiering anders kunnen zijn, indien b.v. de
zekerheidsoverdracht wettelijk geregeld ware,
waarbij speciaal de volgende punten zouden
moeten vastliggen
a. de publicatie (het moet niet mogelijk zijn,
dat een debiteur zijn crediteur erin laat lopen
door zijn tot zekerheid aan anderen over
gedragen goederen als zijn eigendom voor
te stellen of door die goederen ten tweede
of derde male in eigendom over te dragen,
terwijl hij er de feitelijke beschikking over
behoudt)
b. de vervanging van onderdelen van een al
gemeenheid van zaken" (de crediteur moet
de zekerheid hebben, dat goederen, die in
de plaats van aan hem in eigendom tot
zekerheid overgedragen goederen worden
gesteld ook zijn eigendom tot zekerheid
worden. De noodzakelijkheid van een der
gelijke regeling is duidelijk, als er b.v. een
veestapel in eigendom tot zekerheid is over
gedragen)
c. sanctie op onvoldoende onderhoud of weg-
making (in de ruimste zin des woords) van
de goederen, die in zekerheidseigendom zijn
overgedragen.
Eveneens zou een wettelijk geregeld ,,oogstvcr-
band", waardoor een zakelijk recht wordt ge
vestigd op de te velde staande of geoogste
landbouwproducten, zoals dit in andere landen
(en ook in Nederlands Oost-Indië) in verschil
lende vormen voorkomt, de oogstfinanciering
misschien kunnen vergemakkelijken.
Een andere vorm, die men in sommige landen
wel tegenkomt is het z.g. registerpand. Bij het
pandrecht, zoals dit in ons land is geregeld, is
het niet mogelijk, dat het onderpand in de
macht van de pandgever blijft. Het moet steeds
berusten bij de schuldeiser of bij een derde. Het
registerpand, dat onze wetgeving niet kent, is
het beste te kwalificeren als hypotheek op
roerend goed. Het pandrecht wordt in een
register ingeschreven, zodat derden kunnen
zien, dat de eigenaar over de in pand gegeven
zaak, die in zijn bezit blijft, niet vrij kan be
schikken. Zoals begrijpelijk, is deze regeling
echter niet bevorderlijk voor een vlot handels
verkeer en meestal zijn dan ook slechts enkele
met name genoemde zaken (b.v. runderen) voor
dit registerpandrecht vatbaar. Bovendien is het
de vraag in hoeverre dit registerpandrecht wer
kelijke zekerheid geeft, daar men, indien het
pand toch door de pandgever wordt vervreemd,
grotendeels afhankelijk is van zijn medewerking
9