OOGSTFINANCIERING
Üp de algemene vergadering van de Centrale
Bank van 19 Mei jl. wees de heer P. D. Sieling,
voorzitter van de raad van toezicht van de bank
te Melissant erop, dat aardappelen, uien en peen
in het afgelopen jaar slechte prijzen hadden
opgebracht. Het ongunstige prijsverloop was
naar zijn gevoelen mede veroorzaakt doordat
telers direct na de oogst over contanten wensten
te beschikken. In het begin van het seizoen
wordt dan de markt reeds overvoerd, de prijzen
zetten laag in en bij een ruime oogst zal de
markt zich zeer moeilijk kunnen herstellen van
deze slechte start. Wanneer het mogelijk zou
zijn, dat de telers op hun geoogste, doch nog
niet verkochte producten een voorschot zouden
ontvangen, zouden zij in de aanvang meer
terughoudend kunnen zijn en zou het prijsver
loop wellicht een minder slechte inzet hebben.
De heer Sieling verzocht het bestuur der Cen
trale Bank deze aangelegenheid in studie te
willen nemen.
Dit onderwerp, dat aangeduid zou kunnen wor
den met de naam oogst financiering", stond
reeds enige tijd in de belangstelling. Het had
b.v. een punt van behandeling uitgemaakt op de
contactbespreking van de Centrale Bank met de
vertegenwoordigers der landbouworganisaties
op 14 April jl. Men zie hiervoor de Raiffeisen-
Bode van Augustus jl., blz. 12.
De aangekondigde studie van dit onderwerp
door de Centrale Bank is uiteraard nog niet
beëindigd; immers op een dergelijk onderwerp
raakt men nooit uitgestudeerd, daar de voort
schrijdende tijd steeds oorzaak is, dat zo'n pro
bleem een dynamisch karakter heeft. Telkens
brengt de ontwikkeling der dingen met zich
mee, dat er nieuwe kanten aan dit vraagstuk
komen en dat andere zijden ervan worden be
licht. Toch kan worden gezegd, dat uit de be
studering al wel een conclusie te voorschijn is
gekomen. Wij willen onze lezers hierover gaarne
het een en ander vertellen.
Voorop dient te staan, dat oogstfinanciering
slechts middel is tot een doel. Door de boer
aan bedrijfskapitaal te helpen, dat hij zich
anders zou moeten Verschaffen door zijn pro
ducten (wellicht ontijdig) te verkopen, wordt
11I. beoogd een zodanige spreiding van de markt
te verkrijgen, dat het gunstigste moment van
afzet dier producten kan worden afgewacht.
Het valt te voorzien, dat met het verdwijnen
van de schaarste en het liquideren van afzet-
regelingen, die daarmede verband houden, het
hoofdstuk der oogstfinanciering de aandacht
zal blijven trekken. Het is echter ook duidelijk,
dat eventuele voorschotregelingen geen oplos
sing zullen brengen voor de grote risico's, die
het conjunctuurverloop schept. Wij mogen op
grond van uitlatingen van de zijde der regering-
aannemen, dat er in Nederland een landbouw
politiek tot uitvoering zal worden gebracht, die
het agrarisch bedrijf zal beschermen tegen prijs
dalingen op de wereldmarkt, die de grondslagen
der rentabiliteit in gevaar zou brengen. Dit zal
echter niet betekenen, dat de boer voor ieder
product, dat hij ter markt brengt, op ieder
willekeurig tijdstip een lonende prijs zal ont
vangen.
De regering zal de omvang harer verantwoor
delijkheden zoveel mogelijk willen beperken en
zich houden aan de grote lijnen. De verant
woordelijkheid voor het bouwplan en de omvang
van zijn veestapel zal de boer zelf dienen te
dragen. De georganiseerde landbouw heeft in
de laatste tijd in zijn beduchtheid voor de ge-'
volgen van het „vrijheidsstreven" der regering,
meermalen naar voren gebracht, dat de vrijheid
een zeer begerenswaardig goed is, maar dat zij
te duur gekocht is, wanneer zij betaald moet
worden met grote risico's.
Er is dus een niet te verwaarlozen tegenstelling
tussen de zienswijze van de landbouworgani
saties en die van minister Mansholt. liet is
denkbaar, dat de publiekrechtelijke bedrijfsorga
nisatie uitkomst brengt, regelingen ontwerpt en
tot uitvoering brengt, die voor de boeren een
grotere zekerheid van afzet en prijzen scheppen
dan die, welke de regering voor haar directe
verantwoordelijkheid zou wilen nemen. Gezien
de omstandigheid, dat bij zulke maatregelen ook
de belangen van andere bedrijfstakken betrokken
zijn, zullen het wel de verticale organisaties
(productschappen) zijnj die hier zouden moeten
optreden.
Een mogelijke ontwikkeling in de hierboven
aangegeven richting sluit echter geenszins uit,
dat het vraagstuk van voorschotverlening op
geoogste of zelfs nog te oogsten producten door
velen als urgent gevoeld zal worden. Men kan
zich immers moeilijk indenken, dat eventuele af-
zetregelingen (van productschappen) zover zul-
7