minder investeren, c) minder consumeren. De mogelijkheden onder a) zijn beperkt en daar het zeer moeilijk is bij grotere productie de consumptie en de investering aan banden te leg gen, staat geenszins vast, dat langs deze weg het tekort zal verdwijnen. Hetzelfde geldt voor b). Minder investeren is haast niet mogelijk, indien wij voor ten snel groeiende bevolking niet een groot tekort aan werkgelegenheid wil len veroorzaken. Onze bevolking neemt toe met 150.000 per jaar. Men heeft berekend, dat iedere nieuwe burger bij handhaving van het bestaande levenspeil een investering vordert van 10.000.-. Het betreft investering in het productie-apparaat voor dat deel der bevolkingstoename, dat in beroep of bedrijf werkzaam zal zijn en inves teringen in woningen, scholen, administratie gebouwen, kerken, ziekenhuizen en andere so ciale voorzieningen. Voor 150.000 personen betekent dit per jaar \]/2 milliard aan nieuwe investeringen, overeenkomende met 12 van ons nationale inkomen, dat voor dit doel op zij gezet moet worden. De inleider komt dan ten slotte tot de conclusie, dat de volstrekt noodzakelijke vermindering van het tekort op de betalingsbalans gevonden zal moeten worden in een vermindering van het verbruik, niet alleen van de particulieren, maar ook van de overheid. Deze vermindering kan niet worden nagestreefd door rantsoenerings maatregelen, maar dient te worden bereikt door vermindering van het reële inkomen, d.w.z. door prijsverhoging. Ook hier zijn nog complicaties Indien verlaging van het verbruik een groter deel van de productie vrij maakt voor export, is het voordeel voor de betalingsbalans onmid dellijk en volledig. Als het publiek echter room boter zou blijven eten maar minder «gaat reizen of de bioscoop gaat mijden, wordt er althans in eerste aanleg niets bereikt. Op de duur zouden echter vrijkomende arbeidskrachten in export bedrijven kunnen worden ingeschakeld. Overi gens is natuurlijk een verlaging van de levens standaard een ernstige zaak. Bedacht moet echter worden, dat het huidige welvaartspeil niet het resultaat is van onze productieve inspanning, maar van de loop der omstandigheden na de oorlog. Het verband met onze productie moet er weer komen en dat zal verlaging inhouden. Er hebben zich grote verschuivingen in de inkomensverdeling voorgedaan. Het nationale inkomen in 1948 was even groot als in 1938. In dit laatste jaar viel 46,9 van dit inkomen toe aan loon- en salaristrekkenden en 53.1 aan rente, huur, pachten en ondernemingswinst. In 1947 was die verdeling 55,8 c/o voor lonen en salarissen en 44,2 voor de overige groepen. In November 1948 bedroeg de gemiddelde levensstandaard van een arbeidersgezin met twee kinderen in vergelijking met 1939 109 °/o. Daarentegen had het inkomen van een hoog leraar in December 1948 een reële koopkracht, die 55 bedroeg van die van 1938/39. De conclusie is, dat de lasten van een verlaging van het verbruik ditmaal door de gehele bevolking zullen moeten worden gedragen. De heer lloltrop staat op het standpunt, dat al te grote schokken in het reële inkomen moeten worden vermeden. Een zekere mate van ver laging van de levensstandaard is noodzakelijk en het is wenselijk, dat men zich geleidelijk hieraan kan aanpassen. De eerste schok der prijs verhogingen na de devaluatie moet ten dele worden opgevangen door tijdelijke verhoging van de subsidies op de levensmiddelen. Wat is ten slotte ons financiëel-economisch perspectief? De president van de Nederlandsche Bank antwoordt op deze vraag, dat onze toe komst is wat wij er zelf van maken. Wij hebben grote problemen en wij scheppen onszelf grote problemen. Het herstel van het natuurlijk even wicht in ons verkeer met de dollargebieden zal belangrijke aanpassingen van ons productie proces eisen. Het is zeer wel mogelijk, dat de takken van bedrijvigheid, die sterk afhankelijk zijn van de grondstoffen uit het dollargebied (dr lloltrop noemde in het bijzonder onze vee teelt), ernstige moeilijkheden gaan ondervinden. Onzerzijds zullen wij ons tot het uiterste moeten inspannen om nieuwe takken van bedrijvigheid tot ontwikkeling te brengen, zij het industrie of vreemdelingenverkeer, die onze dollarinkom- sten kunnen doen vermeerderen. In vele opzichten gaat de ontwikkeling in een bemoedigende richting. Onze handelsbetrek kingen met het buitenland voegen zich weer meer in de oude vormen. Het nieuwe handelsverdrag met Duitsland opent eindelijk uitzicht op een herstel van verkeer, dat reeds al te lang door schadelijke restricties werd belemmerd. De zo juist ingegane vóórunie met België en Luxem burg houdt de belofte in van intensievere han delsbetrekkingen dan vroeger ooit bestaan heb ben. De staatkundige veranderingen in Indonesië behoeven geenszins in de weg te staan aan een voortzetting der intensieve handelsbetrekkingen tussen beide gebieden. Maarwij blijven voor de taak staan om binnen de periode, ons Vermindering van het verbruik Verschuivingen Onze vooruitzichten 5

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1949 | | pagina 5