VïAHiCV) De president van de Nederlandsche Bank heeft enige critiek te horen gekregen op de rede, die hij op 8 October jl. ter gelegenheid van de Amsterdamse Universiteitsdag heeft gehouden. De minder welwillende beoordeling is gekomen van de zijde van hen, die in de bres springen ter verdediging van het levenspeil der minder- draagkrachtige groepen onzer samenleving. De conclusie van de heer Holtrop. die het finan- ciëel-economisch perspectief van Nederland na de devaluatie besprak, was, dat om het tekort op onze betalingsbalans te doen verdwijnen, een vermindering van het verbruik, een verlaging van ons levenspeil dus, moet worden aanvaard. Wij zullen ons in het, inmiddels geluwde, debat rondom deze rede niet mengen, maar enige van de concrete gegevens, die in de uiteenzetting van de heer Holtrop te vinden zijn, hier weer geven. Zij geven in ieder geval een beeld van de toestand, waarin wij ons bevinden. Men moge van mening verschillen over de weg, die wij in de toekomst dienen te bewandelen, de nood zakelijkheid de situatie van tijd tot tijd nuchter te bezien zal ieder verstandig burger aan vaarden. De bedrijvigheid heeft zich na de oorlog snel ontwikkeld. Momenteel overtreft de industriële productie die van voor de oorlog. Voor het 2e kwartaal van dit jaar was deze 126 van 1938. De landbouwproductie wordt gedrukt door de verminderde invoer van buitenlandse voedermiddelen, maar zal in 1949 toch wel 95 °/c van 1938 halen. Ons havenverkeer bedraagt 64 °/o van voor de oorlogde handelsvloot is weer op oude sterkte. Ook de buitenlandse handel herstelt zich. In 1946 werd .34 van de invoer door uitvoer gedekt. In de eerste maanden van 1949 werd een dekkingspercentage van 66 bereikt (voor de oorlog 73). Het verlies aan productiekracht door arbeidsconflicten was ge ring. Minder goed was het gesteld met de ar beidsproductiviteit, ruw gesproken het cijfer, aangevende de verhouding tussen de omvang van de productie en het getal der daarvoor beno digde arbeidskrachten. Deze bedraagt voor het gehele bedrijfsleven 93 van 1938. Het nationale inkomen zal voor 1948 113 hebben bedragen van 1938, indien op eenzelfde prijsbasis berekend. Houdt men rekening met een vermeerdering der bevolking met 12 dan is het nationale inkomen per hoofd der bevol king gerekend, ongeveer op het peil van 1938. Een berekening van het verbruik geeft aan, dat het in 1948 in totaal 107 °/o heeft bedragen van 1938, per hoofd der bevolking 96 °/o. Belang rijke bevolkingsgroepen hebben hun verbruik kunnen vergroten, andere groepen hebben het moeten inkrimpen. Dit alles klinkt grotendeels gunstig, maar nu komen de donkere bladzijden. Onze betalings balans, de rekening met het buitenland, klopt op geen stukken na. Wij betrekken aanzienlijk meer goederen en diensten uit het buitenland dan wij terugleveren. Het tekort bedroeg in 1947 rond 1600 millioen gulden, in 1948 950 millioen en in de eerste helft van 1949 onge veer 330 millioen. Houdt men ook rekening met het kapitaalverkeer, dan worden deze cij fers nog aanzienlijk hoger. Men komt dan voor de eerste helft van 1949 tot een tekort, dat 11 °/o van ons nationale inkomen bedraagt. Men vraagt zich af hoe Nederland deze tekorten heeft ge dekt. De cijfers zijn beklemmend. Het tekort over de jaren 1947, 1948 en de eerste 6 maanden van 1949 werd voor 1200 millioen gedekt door liquidatie van buitenlands bezit (banksaldi en effecten), voor 1700 millioen door het aangaan van nieuwe schuld, voor 900 millioen uit de Marshall-hulp en voor 600 millioen door afgifte van goud en dollars uit de mone taire reserves. Omstreeks het midden van 1949 bedroeg de goudvoorraad van de Nederlandsche Bank nog 440 millioen. Een g ïetal verhouding tot de omvang der jaarlijkse te korten. In de toekomst zullen wij voor de dek king van het betalingsbalanstekort geen beroep meer kunnen doen op de goudreserves, evenmin op liquidatie van buitenlands effectenbezit of op nieuwe buitenlandse credieten. Als dekkings middel staat slechts de Marshall-hulp ter be schikking. Deze eindigt in 1952. Voor het midden van dat jaar zal ons land het gat ge dicht moeten hebben. De heer Holtrop ziet drie mogelijkheden om het tekort op de betalingsbalans te verminderen. Deze zijna) meer produceren zonder tevens ook meer te consumeren of te investeren, b) De rede van Dr Holtrop Het herstel De betalingsbalans Drie mogelijkheden 4

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1949 | | pagina 4