cliënt alleen een tegoed bij de boerenleenbank (grtb. III), dan zit de fiscus er ook naast. Heeft de cliënt zowel bij de spaarbank (grtb. I) als bij de boerenleenbank (grtb. III) een tegoed en heeft dan de ontvanger zich enkel tot de boerenleenbank gericht, dan is alleen laatst bedoeld tegoed daardoor getroffen. Een eerste vereiste voor het ,,raak-zijn" van een vordering of een beslag is dus, dat het schot gericht is tegen de instelling, welke inderdaad iets van de betrokken belastingschuldige onder zich heeft of aan deze verschuldigd is. Wordt dus een vordering betekend aan- of beslag gelegd onder de boerenleenbank, dan is dit alleen raak indien de in het exploit genoemde belasting schuldige een tegoed heeft bij de boerenleenbank in grtb. III, terwijl, indien de vordering- wordt betekend aan- of het beslag wordt gelegd onder de spaarbank, de vordering of het beslag alleen raak is, indien de belastingschuldige een tegoed heeft bij de spaarbank, dus in grtb. I. Heeft de fiscus misgeschoten, dan mag men hem eigener beweging geen ander boutje voorzetten. Hiertegen zou de eigenaar van dat andere boutje terecht bezwaar kunnen maken. Zoals reeds gezegd, laat men in deze gevallen en ook wanneer nóch de spaarbank, nóch de boerenleenbank iets onder zich heeft (ten spoedigste) aan de ontvanger weten, dat de in stelling, tegen welke hij zich heeft gericht, niets van de betrokkene onder zich heeft of aan deze verschuldigd is. Betreft de genomen maatregel een beslag, dan heeft deze simpele mededeling weliswaar niet tot rechtsgevolg, dat de fiscus dit beslag daarom niet kan doorzetten (op de wijze als hierna behandeld), maar hij zal dan uit practische overwegingen verdere maatrege len wel achterwege laten. Anders zou hij maar vergeefse moeiten en kosten veroorzaken. Is alleen als gevolg van een onjuiste naam vermelding misgeschoten of iszoals hieronder nader wordt behandeld ten onrechte een „vordering" uitgebracht, dan zal het in de meeste gevallen ook dienstig zijn om de betrok ken cliënt onverwijld te laten weten welke snode plannen de fiscus te zijnen opzichte smeedt, dit dan vergezeld van het advies in eigen belang, om ten spoedigst voor betaling te zorgen. Dit is inderdaad eigen belang van de betrokkene, want executiemaatregelen brengen maar kosten met zich, waarmede misschien anderen zijn ge baat, maar de betrokkene zelf in elk geval niet. Integendeel Heeft deze kennisgeving aan betrokkene tot averechtse reactie, dat hij zijn bedreigde te goed nog wil „redden" door dit naar elders over te brengen, dan zal, wanneer er overigens geen belemmeringen zijn, aan het verlangen van cliënt tot opname of overboeking van het tegoed moeten worden voldaan; gewoonlijk zal zulk een cliënt dan tegen zijn eigen belang handelen en in het algemeen verdient het dan ook geen aanbeveling om een dergelijke „redding" aan te moedigen of te bevorderen. We zullen nu nader bezien, van welke „jacht wapenen" de fiscus zich tegenover de banken kan bedienen, nl. 1. „vordering", 2. executoriaal derden-beslag, 3. conservatoir derden-beslag. 1. „Vordering" Een niet zo jong meer, maar toch nog steeds gehanteerd wordend wetje, nl. de wet op de in vordering van 's Rijks belastingen van 22 Mei 1845, bepaalt in artikel 7, dat o.a. houders of schuldenaars van penningen, toekomende aan belastingplichtigen, op een eenvoudige „vorde ring" van de ontvanger verplicht zijn 0111 de in de vordering genoemde belasting ten laste van die onder hen berustende penningen aan de ont vanger te betalen. Zulk een vordering wordt door een deurwaarder of een andere daartoe aangewezen belastingambtenaar aan de houder of schuldenaar va_n de penningen, de (spaar)- bank, betekend. Maakt de ontvanger van deze bijzondere be voegdheid terecht gebruik en heeft degene, tot wie de vordering is gericht, inderdaad penningen van de in de vordering genoemde belastingschul dige onder zich, dan moeten die penningen, voor zover voor de voldoening der opgegeven belas tingschuld nodig, onverwijld aan de ontvanger worden overgemaakt. Zijn de penningen niet toereikend om alles te betalen, dan make men enkel het beschikbare bedrag over. De sanctie op de niet-voldoening aan zulk een vordering is, dat deze dan vervangen kan worden door een executoriaal derden-beslag, waarvan de belang rijke kosten (waarover hieronder meer) dan ten laste van de nalatig gebleven houder of schuldenaar der penningen zullen komen. Het is dus zaak om aan een terecht gedane vor dering onverwijld te voldoen.... en dan maar aan de cliënt te laten weten, welke onverwachte ader lating zijn tegoed heeft ondergaan. Er zit niets anders op. Wij spraken zojuist met nadruk van een 6

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1949 | | pagina 6