Ilc lange arm van ile listus
zijn. Onze regering heeft het gevaar voorshands quentie is, dat de prijsverhogingen der import-
bezworen door geen prijsverhoging toe te staan; artikelen na een korte periode van overgang en
zij vervalt daarmede voor een artikel als brood bezinning zullen moeten doorwerken in het bin-
weer direct in een subsidiepolitiek, die bereids neniand) en dat niet blijvend teruggekeerd wordt
in liquidatie was. Het is zonder meer duidelijk, tQt subsidiepolitiek die z0 gevaarlijk is voor
dat hier een nieuw gevaar dreigt voor het mone- r.
onze tinanciele en monetaire huishouding. Als
taire evenwicht, maar tevens, dat er een groot
i a i 1 t au ui de devaluatie het begin moet ziin van een ver-
belang mede gemoeid is, dat dit evenwicht aan J
geen schokken wordt blootgesteld, waartegen sneld hersteI van on'ze welvaart, dan zal zij in
het niet bestand is. Als door de devaluatie het eerste aan,eg een periode moeten inluiden van
moeizaam verkregen monetaire evenwicht ver- versobering. Anders is het ons ganselijk niet
loren zou gaan, is zij als heilbrengend middel helder hoe wij er op den duur profijt van kunnen
erger dan de kwaal. De onontkoombare conse- hebben.
Niemand zal beweren, dat vadertje Staat het
wel zonder belastingheffing kan stellen. Toch is
belastingbetalen geen algemeen erkende plicht,
welke door iedereen even spontaan wordt vol
bracht. Integendeel, er bestaat een algemeen
pogen om deze plicht zo gering mogelijk op
eigen schouders te laten drukken en, wanneer
het aandeel in deze plicht eenmaal is vastgesteld,
om de voldoening daaraan zo ver mogelijk uit te
stellen, lang niet altijd enkel uit onmacht.
Dit laatste brengt met zich mede, dat de fiscus
bij de invordering van opgelegde belastingen
nog al eens dwangmaatregelen moet toepassen
en vooral in de laatste tijd komt het herhaaldelijk
voor, dat bankinstellingen daarbij dan betrokken
worden, n.1. wanneer ten laste van een belas
tingschuldige cliënt onder een bank beslag wordt
gelegd of aan haar een „vordering" wordt
betekend.
Men zegt wel, dat de arm van de fiscus lang is
en dus ver reikt, maar omdat we ook wel eens
ervaren, dat die arm bij de invordering van
verschillende belastingen soms tè ver (of in de
verkeerde richting) gaat, lijkt het ons goed om
hier eens min of meer uitvoerig aan te geven,
hoe ver die arm in werkelijkheid mag gaan.
Dit is wel van belang, want tegenover de clien
tèle is het toch al niet prettig, dat men als bank
bij de belastinginvordering betrokken wordt en
dergelijke maatregelen, vooral als zij kwistig
worden toegepast, zullen ook meerderen weer
houden om hun kas- of spaargeld aan een bank
instelling toe te vertrouwen.
Zolang de fiscus echter binnen de grenzen
blijft, moet beslag en dergelijke nu eenmaal „ge
nomen" worden. Ieder schuldeiser neemt uiter
aard de invorderingsmiddelen te baatwelke hem
ten dienste staan en zo kan men, in de grond van
de zaak, ook aan de fiscus niet ten kwade dui
den, wanneer hij bij banken verhaal zoekt. Als
hij daarbij maar niet te ver grijpt
Zoals hieronder nader wordt uiteengezet, kan de
ontvanger een „vordering" doen betekenen of
executoriaal derden-beslag doen leggen, terwijl
het bovendien nog mogelijk is, dat de ontvanger
en ook de inspecteur der belastingen con
servatoir derdernbeslag doen leggen.
Omdat dit zowel voor een „vordering" als voor
een beslag geldt, willen we vooraf wijzen op een
veel voorkomende fout, nl. dat de fiscus er dik
wijls geen rekening mee houdt, dat de meeste
boerenleenbanken een afzonderlijke stichting-
spaarbank hebben. En toch is dit van veel be
lang, want in het rechtsverkeer mogen deze
stichtingen niét vereenzelvigd worden met de
boerenleenbanken, die alle coöperatieve vereni
gingen zijn.
Overal, waar deze twee afzonderlijk rechtsper
soonlijkheid bezittende lichamen naast elkaar
bestaan, is het dus een eerste vereiste om na te
gaan, tot welke instelling de vordering is gericht
of onder welke instelling het beslag is gelegd.
Wordt de naam van de boerenleenbank in de
stukken genoemd, doch heeft de betrokken cliënt
geen tegoed bij de boerenleenbank maar wel bij
de afzonderlijke stichting spaarbank (grtb. 1),
dan moet dus aan de fiscus verklaard worden,
dat de boerenleenbank niets van de betrokkene
onder zich heeft of aan deze verschuldigd is.
Zou de boerenleenbank in zulk een geval toch
aan de vordering of aan het beslag voldoen, dan
zou zij haar boekje te buiten gaan, óók tegen
over de betrokken cliënt.
Het omgekeerde geldt natuurlijk eveneens.
Wordt enkel de afzonderlijke stichting spaar
bank in de stukken genoemd, maar heeft de
5