vinden en dat iedere nieuwe onderneming reeds van de aanvang af een zeer risquant karakter gaf. In de laatste tijd is de kapitaalvoorziening van de industrie een onderwerp, dat in liet cen trum der belangstelling staat. Het is zeer opval lend, dat de besparingen van het publiek, die de bron zouden moeten vormen, waaruit óe onder nemingen hun behoeften aan risicodragend kapitaal zouden dienen te dekken, in steeds meerdere mate terechtkomen bij z.g. institutio nele beleggers, levensverzekeringmaatschap pijen, pensioenfondsen en spaarbanken, waar door deze gelden niet meer beschikbaar zijn voor de belegging in aandelen. Hoogstens kun nen zij voor een klein deel worden gebruikt voor het verstrekken van leningen met een vaste rente aan enige van de grootste industriële onder nemingen, die cloor een zodanige financiering hun vaste lasten vaak meer verhogen dan wen selijk moet worden geacht. Dat de stroom van het bespaarde geld niet lan ger de directe weg neemt naar de kapitaalbehoe- vende ondernemingen, is overigens een ver schijnsel, dat niet tot Nederland beperkt is. Zelfs in Amerika heeft men er last van. Men vraagt zich daar af, wat er terecht moet komen van Trumans plan tot hulp aan onontwikkelde gebieden (het bekende punt 4 van zijn program ma) als zelfs de kapitaalvoorziening voor het binnenlandse bedrijfsleven een probleem wordt. Onze regering heeft door haar ontwerp belas tingherziening één kant van dit financierings probleem enigermate trachten op te lossen. De betekenis van deze voorstellen is, dat voor de berekening der afschrijvingen een herwaar dering van de vaste activa kan worden toege staan, echter met zoveel beperking, dat het Nederlandse bedrijfsleven nog bozer is gewor den dan het al was. Op de belastingvrije reserve, die aldus gekweekt kan worden, houdt de fiscus nog een greep. Minister Lieftinck heeft onlangs in een vraaggesprek het ontwerp echter een be langrijke verlichting voor het bedrijfsleven ge noemd, speciaal omdat het de liquiditeit ver hoogt. Er is dus enig verschil in waardering. In ieder geval is het duidelijk, dat het de bedoeling is met deze wijzigingen de interne financiering, d.w.z. kapitaalvoorziening uit de winsten van het bedrijf te stimuleren. Een zeer gezond beginsel. Het gaat echter niet alleen om de interne finan ciering. Het vraagstuk van liet aantrekken van risicodragend kapitaal is minstens even belang rijk. In bovengenoemd vraaggesprek met een redacteur van het weekblad „de Zakenwereld" verklaarde onze minister van Financiën, dat er plannen in een vergevorderd stadium zijn om een uitstroming van spaargelden, voorzover zij een natuurlijke voorkeur hebben voor de risico sector, naar die risicodragende sector te bevor deren. Dat zal o.a. geschieden door het geheel of gedeeltelijk doen overnemen van de risico factor door speciaal daartoe geëigende instel lingen. De minister verklaarde hierbij te denken aan de Herstelbank en de Participatiemaat schappij. Deze laatste plannen zullen velen tot nadenken stemmen. Weer een stap op de weg van de indi viduele verantwoordelijkheid naar de collectivi teit. De spreiding van de reëele inkomens is door de sterk progressieve belastingheffing zo groot, dat besparingen uit inkomen, die risico dragend kunnen worden belegd, zeer zijn ver minderd. De grote uitbreiding der sociale voor zieningen, de toenemende neiging, ook van zelf standigen, om verzekeringen voor de oude dag af te sluiten en de aantrekkingskracht der spaar- instellingen en girodiensten brengen de spaar gelden in handen van lichamen, die zich in de eerste plaats hebben te realiseren, dat zij vaste verplichtingen hebben aangegaan en dat zij risquante beleggingen dienen te vermijden. Het is merkwaardig, maar niet verwonderlijk, hoe deze ontwikkeling de positie van de Staat in ons maatschappelijk bestel heeft versterkt. De instellingen zijn de bron, waaruit de over heid gemakkelijk de middelen voor het op goed kope wijze financieren der staatshuishouding kan putten. En als de institutionele beleggers in hun natuurlijke passiviteit worden gestoord en geprikkeld worden om ander emplooi voor de toevertrouwde gelden te zoeken, dan zullen zij de Staat of een semi-overheidslichaam als garant welwillend toegewezen krijgen, natuurlijk niet verder dan strookt met de monetaire politiek der regering. Die situatie wordt niet door ieder een bewonderd, doch men kan in de naaste toe komst moeilijk een andere ontwikkeling ver wachten. Dit zijn enige aanduidingen van hetgeen zich rondom de industriefinanciering afspeelt. In de landbouw liggen de dingen anders. Het komt Interne financiering Risicodragend kapitaal In de landbouw 4

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1949 | | pagina 4