het onroerend goed te gebruiken, zulks tegen
betaling van een bepaalde vergoeding.
Er vallen hier dadelijk twee grote verschillen
op:
ie. het eigendomsrecht is wat de duur hetreft,
onbeperkt
de rechten van opstal en erfpacht zijn in
principe van beperkte duur, zijn niet persé
gebonden aan het bestaan van het onroe
rend goed, waarop zij rusten.
2e. het eigendomsrecht kent in de beschikkings
bevoegdheid geen andere grenzen dan in
de aard van het onroerend goed gelegen en
de door de gemeenschap opgelegde beper
kingen
de rechten van opstal en erfpacht geven
slechts beschikkingsbevoegdheid voorzover
de eigenaar die bevoegdheid heeft afge
staan.
Recht van opstal is het recht om gebouwen,
werken of beplantingen op eens anders grond
te stichten en te houden.
Recht van erfpacht is het recht om het volle
genot van eens anders grond te hebben onder
de gehoudenheid als erkenning van de eigen
dom jaarlijks aan de eigenaar een zekere ver
goeding te betalen.
Een recht van opstal is derhalve theoretisch
mogelijk, zonder dat daarvoor een jaarlijkse
vergoeding wordt betaald en de vergoeding is
dus geen wezenlijk deel van het recht, terwijl
bij erfpacht de jaarlijkse vergoeding wel een
wezenlijk deel van het recht is, m.a.w. indien
geen jaarlijkse vergoeding is bedongen, dan is
er ook geen recht van erfpacht. Voorts blijkt
uit de omschrijving, dat het recht van erfpacht
van verdere strekking is. Waar het recht van
erfpacht inhoudt, dat men het volle genot van
de grond heeft, houdt dit dus ook in, dat men
daarop voor eigen rekening gebouwen mag
stichten en vaste beplantingen mag aanleggen.
Bij het einde van het recht van opstal geldt als
wettelijke regeling, dat de grondeigenaar treedt
in de eigendom van de op de grond gestichte
gebouwen of beplantingen, echter onder de ge
houdenheid de waarde daarvan aan de opstal
houder te vergoeden. Na het einde van het
recht is de opstalhouder niet meer bevoegd om
de gebouwen enz. weg te nemen. Gedurende de
tijd, dat het recht nog loopt, bezit hij deze be
voegdheid wel.
Bij het recht van erfpacht is de wettelijke re
geling tegengesteld, n.1. bij het eindigen van het
recht is de erfpachter bevoegd om alle door hem
gestichte gebouwen en beplantingen weg te
nemen onder de verplichting de grond in de
oude staat te herstellen.
De grondeigenaar kan niet verplicht worden
gebouwen en beplantingen voor zich te houden
en de waarde daarvan aan de erfpachter te
vergoeden.
Zowel bij recht van opstal als erfpacht staat
het de partijen vrij ten aanzien van de rechten
bij het einde van het recht een andere regeling
te treffen. Zo zal bij het recht van opstal be
dongen kunnen worden, dat de opstalhouder
verplicht is de gebouwen enz. weg te nemen
en bij het recht van erfpacht, dat door de erf
pachter eventueel gestichte gebouwen enz. niet
mogen worden weggenomen, doch deze eigen
dom van de grondeigenaar worden. Zowel bij
opstal als erfpacht kan de regeling inhouden, dat
voor de gebouwen, enz. bij het einde van het recht
geen enkele vergoeding verschuldigd zal zijn enz.
Hieruit volgt zonder meer, dat voor de hypo
theekhouder van groot belang kan zijn welke
rechten tegenover de grondeigenaar gelden bij
bet einde van het recht. Hierdoor wordt de
waarde van het recht als onderpand ten zeerste
beïnvloed. Het kan van belang zijn, dat de
hypotheekhouder zich deze rechten tegenover
de grondeigenaar laat overdragen, opdat hij
deze t.z.t. zal kunnen uitoefenen.
Voorts is van groot belang, welke verplichtin
gen en bepalingen omtrent het gebruik van de
grond voor de eigenaar zijn gemaakt. Hoe meer
bepalingen en verplichtingen zijn opgelegd, hoe
groter de kans is, dat de opstalhouder of erf
pachter deze overtreedt en hoe groter dus de
kans wordt, dat de eigenaar wegens wanpres
tatie ontbinding van een overeenkomst of liever
vervallenverklaring van het recht zal kunnen
vorderen.
Ten slotte zijn in verschillende opstal- en erf
pachtcontracten, in het bijzonder bij uitgifte
van gronden door publiekrechtelijke lichamen,
bepalingen opgenomen ter bescherming van hy
potheekhouders, mits door deze op de door het
uitgevende lichaam voorgeschreven wijze is
kennis gegeven van de vestiging van het hypo
theekrecht.
De grondeigenaar verplicht zich dan b.v. om de
hypotheekhouder kennis te geven, indien de
overeengekomen vergoeding niet wordt betaald,
de houder van het recht enige andere verplich
ting niet nakomt, ten einde de hypotheeknemer
8