De directie van de Centrale Bank zet dan uit een, dat de indertijd met de regering afgesloten overeenkomst om een groot bedrag in de schat kist te deponeren tegen een rentevergoeding van 2/2 de Centrale Bank de verplichting oplegde zich niet afzijdig te houden van het verstrekken van leningen aan publiekrechtelijke lichamen volgens het door de minister opge stelde renteschema. Hoewel ongaarne heeft de Centrale Bank toch gemeend ter wille van cle aan de spaarders te vergoeden rente bovenge noemde verplichting op zich te moeten nemen. Men zal er in landbouwkringen vrede mede moeten hebben, dat de boerenleenbanken en de Centrale Bank voor de surplusgelden zoveel mogelijk emplooi zoeken en deze gelden op de best mogelijke wijze uitzetten. Het uitzetten van surplusgelden tegen lagere rente is het beste te vergelijken met het plaatsen indertijd van de overtollige boter in Engeland tegen lage prijzen. Op de vraag uit de vergadering of het niet mo gelijk is de surplusgelden van de Centrale Bank op lange termijn uit te zetten, werd geantwoord, dat dit niet mogelijk is. Zolang nog rekening moet worden gehouden met belangrijke dalingen der tegoeden bij de boerenleenbanken (als ge volg van de geldsanering beschikten de geza menlijke boerenleenbanken over een totaalbe drag aan toevertrouwde gelden van f 1,7 mil- liard; thans is dit nog 1152 millioen, terwijl verwacht mag worden, dat deze middelen nog verder zullen teruglopen), is het niet mogelijk te zeggen hoeveel ruimte er overblijft. De Cen trale Bank is slechts bewaarster der kasgelden van de boerenleenbanken die er ten allen tijde over moeten kunnen beschikken voor eventuele terugvragingen en credietbehoefte van cliënten van boerenleenbanken, liet is thans geraden om een bedrag van ongeveer 500 millioen liquide te houden. Verder dient nog rekening te worden gehouden met het volgende Nu de overtollige gelden in verhouding tot de uitgezette gelden aanzienlijk zijn, is de rente, welke voor deze overtollige gelden gemaakt kan worden, laag. Wil men 1111 aan de spaarders, die men in de toekomst toch nodig zal hebben (de spaargel den vormen als het ware de grondstof voor het bedrijf der boerenleenbanken), een redelijke rente kunnen uitkeren, dan zal de rente voor credietnemers hoger moeten worden. Het verkleinen van de marge tussen debet- en creditrente is niet mogelijk. De boerenleenban ken hebben vooral tegenwoordig hoge kosten, rlie betaald moeten worden, terwijl bovendien de reserves moeten worden versterkt. Ten aan zien van de reservevorming worden geen over matige eisen gesteld, maar een jaarlijkse ver meerdering ter grootte van Y, °/o van het balanstotaal moet toch wel als minimum-eis gehandhaafd worden. Zodra niet ten minste de onkosten der boeren leenbanken gedekt worden en de reserve behoor lijk wordt versterkt, is de vaststelling van een te lage rente voor de credieten en de voorschot ten niet geoorloofd. I Iet stellen van redelijke voorwaarden moet in het algemeen belangrijker worden geacht dan de directe hoogte (of laagte) van de rentevoet. De mogelijkheid van verhoging der aan de boe renleenbanken door de Centrale Bank te ver goeden rente is onder de huidige omstandig heden helaas niet aanwezig. De Centrale Bank móét voldoende middelen liquide houden. Zij zou in grote moeilijkheden komen, indien zij de surplusgelden ging beleggen in leningen op lange termijn. Niet alleen de reserves der boerenleenbanken moeten behoorlijk worden versterkt, maar ook die van de Centrale Bank zelve. O]) zich zelf lijkt cle reserve der Centrale Bank wellicht heel wat, maar in verhouding tot het grote geheel is zij toch nog niet voldoende. In het algemeen kan gezegd worden (en aan de hand van cijfers worden bewezen), dat de reserves van het land- bouwcredietwezen in vergelijking met die van de commerciële banken te laag zijn. De reeds genoemde eis tot jaarlijkse versterking der reserve met V) van het balanstotaal moet dan ook zowel bescheiden als strikt noodzake lijk worden genoemd. Het waarderen der boerenbedrijven op basis van Mei 1940 werd niet juist geacht. Van de zijde der Centrale Bank werd hierop geantwoord, dat bij het inkomen van aanvragen tot verstrekking van hypotheken de waardering der aangeboden onderpanden op basis van Mei 1940 inderdaad wordt gevraagd. Dit geschiedt echter uitsluitend om enige maatstaf te hebben. Het wil niet zeggen, dat een aanvrage tot meer dan 2/t, dier waardering onder alle omstandig heden zal worden geweigerd. Ten slotte kwam nog ter sprake de vorming door de landbouwcoöperaties van een fonds, ten einde het uitdragen van de coöperatieve ge- 1 3

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1949 | | pagina 13