Contactbespreking over het landbouwcredietwezen goed verder onbelast ia recht van eerste hy potheek verlenen voor het bedrag, waarmede het Rijk wordt ontlast en het Rijk neemt dan dus genoegen met een tweedie (opbouw-) hypo theek. Men zal zicih nu misschien de volgende vraag .stellenIndien een bouwer tot het volle bedrag van het toegestane rijkscrediet (zowel rente dragend als renteloos) gebruik maakt, mag hij dan het volle bedrag, dat hij zelf aan de bouw moet ten koste leggen (het hierboven onder 3. genoemde) bij derden opnemen? Het antwoord luidt bevestigend, maar laat de geldschieter oppassen! Want de eerste hypo- heek, die deze laatste in dat geval tot zeker heid voor het geschoten bedrag verkrijgt, loopt grote kans door de opbouwhypotheek van het Rijk „in tweeën te worden gespleten". Met andere woorden: de kans bestaat, dat zijn hypotheek gedeeltelijk gerangschikt wordt achter die rijksopbouwhypotheek Het Rijk kan n.1. niet toestaan, dat alle hypo thecaire zekerheid ten behoeve van de geld schieter wordt „afgeroomd", zodat, indien de opbouwhypotheek daarachter werd gevestigd, voor het rijkscrediet geen dekking meer aan wezig zou zijn. Het is daarom zaak, dat de geldgever, zo de bouwer tot het z'ollc bedrag van het rijkscre diet gebruik maakt, van te voren aan het col lege van algemene commissarissen voor de wederopbouw vraagt, voor welk bedrag zijn eerste hypotheek voor de rijksopbouwhypo theek zal worden gesteld! Anders kon hij wel eens achter het net vissen. Het lijkt ons goed hierop nog eens de aandacht te vestigen, daar wij menen, dat vrij algemeen de opvatting verspreid is, dat de geldgever voor het door de bouwer in de bouw te steken bedrag steeds een hypotheek verkrijgt, die rang beeft vóór de opbouwhypotheek van het Rijk. Ten slotte zij nog vermeld, dat het totaal der hypothecaire belasting nimmer méér mag be dragen dan 90 van de stichtingskosten. On der stichtingskosten worden verstaande grondwaardie plus de bouwkosten plus de waarde van de eventuele restant-opstallen (ruïnes). De molestuitkeringen moeten, zoals bekend, worden aangewend ter financiering van de bouwkosten. Als de uitkering geschiedt nadat het Rijk reeds een crediet heeft verstrekt, moet de uitkering worden aangewend ter gehele of gedeeltelijke aflossing van dat crediet. Wordt daardoor liet renteloze gedeelte van het crediet geheel of gedeeltelijk afgelost, dan krijgt de bouwer dus over dat bedrag een rentevergoe ding van 4 Wat er na 10 jaar van het renteloze gedeelte nog openstaat, wordt dan kwijtgescholden (als de wet zich bij deze voor genomen regeling ten minste aansluit). Wij hopen door het bovenstaande nog enig meerder inzicht gegeven te hebben in het moei lijke probleem van de financiering van de wederopbouw. Onder bovenstaand lioofd gaven wij in ons nummer van Mei j.1. een korte weergave van de besprekingen, welke op 14 April 1949 plaats vonden met vertegenwoordigers van dfe lande lijke en provinciale landbouworganisaties, zo als dezfe zijn aangeslojten bij het Koninklijk Nederlands Landbou w-Comité en de Christe lijke Boeren- en Tnindersbond, alsmede met vertegenwoordigers van de Bond van Kleine Boeren. Uit ontvangen brieven is ons gebleken, dat deze besprekingen de aandacht hebben getrok ken. Van meer dan één zijde verzocht men ons om over de verschillende punten, welke door de vertegenwoordigers der landbouworganisa ties bij deze gelegenheid naar voren werden gebracht, iets naders te mogen vernemen. Voorts bleek er ook belangstelling te bestaan voor de op het landbouwcredietwezen uitge oefende critiek, waarover de 'heer Visser in zijn inleiding gesproken heeft. Aan de ons gedane verzoeken te dezer zake willen wij gaarne voldoen en wij beginnen in dit nummer met het weergeven van bovenbe doelde critiek en de daarbij in de lezing ge plaatste korte opmerkingen. De critiek komt zowel van de zijde der buiten staanders-de „haute finance" en economen als van agrarische zijde. Allereerst dan in het kort de critiek van de groep, gevormd door de „haute finance" en de economen. De meest scherpe en principiële aanval op het coöperatief credietwezen in het algemeen kwam 8

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1949 | | pagina 8