FINANCIEEL OVERZICHT
Op 14 Mei j.1. was het tegoed van het Rijk bij
de Nederlandsche Bank tot een laagterecord van
56 millioen geslonken. Wanneer wij op dit feit
in het bijzonder de aandacht vestigen, geschiedt
zulks niet, omdat wij op grond van de geringe
omvang van de middelen, waarover de schatkist
thans rechtstreeks beschikt, de verwachting zou
den koesteren, dat 1111 onmiddellijk een nieuwe
staatslening voor de deur zou staan. Zulk een
conclusie, welke in de goede oude tijd, toen nog
niet dergelijke astronomische getallen op de
rijksbegrotingen prijkten, gewettigd zou zijn
geweest, ware thans zeer voorbarig. ant niets
wijst er in werkijkheid op, dat een voor het ge
hele financieringswezen zo belangrijke, want in
grijpende gebeurtenis op handen zou zijn.
„Haast U langzaam" is thans het parOol bij
Financiën. De kapitaalmarkt waaronder te
verstaan de totaliteit van alle voor belegging op
lange termijn beschikbare middelen zou zeker
„niet thuis" geVen, indien de minister aan zijn
goedkoop-geld-politiek zou vasthouden.
In financiële kringen blijft men de opvatting
huldigen, dat de algemene rentevoet voor over-
heidsleningen in elk geval 3Z2 dient te zijn.
En zo lang de minister niet meer dan 3 wil
betalen, kan de kloof dus niet worden overbrugd
en zal hij andere wegen moeten bewandelen 0111
in de noden van de schatkist te blijven voor
zien. Ten minste zo lang zulke wegen nog open
staan. Want er is alle reden om rekening te
houden met de mogelijkheid, dat de bronnen, die
de minister tot dusverre nog achter de hand
had, uitgeput beginnen te geraken. Die bronnen
bestaan in de vrije middelen van de verschil
lende rijksinstellingen met inbegrip van de
p.T.T. doch hierop kan slechts in zeer be
perkte mate een blijvend beroep door de over
heid worden gedaan, daar bedoelde instellingen
een ruime kas moeten aanhouden in verband met
de grote behoefte aan liquide middelen van
middenstand en bedrijfsleven. Zowel de Rijks
postspaarbank als de Postgiro moeten zich on
der de huidige omstandigheden de midden-
standsbedrijven klagen algemeen over een ver
traging in de afzet, hetgeen een toeneming van
hun geldbehoeften met zich brengt zeer
liquide houden. Voor zover de rijkspensioen
fondsen middelen beschikbaar kregen, moet wor
den aangenomen, dat deze reeds in de schatkist
zijn beland.
liet heeft er dan ook alle schijn van, dat met
rasse schreden het tijdstip nabij komt, waarop
de NedërlandscheBank zal moeten bijspringen.
De volksmond noemt dithet aanzetten van de
biljettenpers, het jaarverslag van de Neder
landsche Bank spreekt van geldschepping. Dit
kan geschieden hetzij door het opnemen van een
crediet, hetzij door plaatsing van schatkist
papier bij de circulatiebank. Het effect van beide
maatregelen is hetzelfde: de geldcirculatie
neemt dan toe, zonder dat zulks gepaard gaat
met een toeneming van het goederenvolume. Zo
wel het samengaan in Benelux-verband als de
voorwaarden, verbonden aan de Marshall-steun
verlening stelt zeer bepaalde grenzen aan een
dergelijke handelwijze. Het zou een buitenge
woon slechte indruk op de buitenwereld maken,
indien de rechtstreekse schuld van het Rijk
aan de Nederlandsche Bank zou aanzwellen tot
een grote 'en permanente verplichting.
Een dergelijke gedragslijn veronderstelt dus
een zeker optimisme op het ministerie van
Financiën, daar men zich onder de bestaande
omstandigheden slechts kan voorstellen, dat
0111 hulp bij de Nederlandsche Bank zou wor
den aangeklopt, wanneer men in Den Haag in de
mening zou verkeren, dat het er slechts 0111
gaat. tijdelijke financieringsmoeilijkheden te
overbruggen. Wanneer men echter ziet, dat het
tegoed van het Rijk bij de circulatiebank, dat
einde 1945 2/2 milliard bedroeg, als sneeuw
voor de zon is weggesmolten, ondanks het feit,
dat de belastingontvangsten de ramingen in die
tijd aanzienlijk hebben overtroffen, dan zal
men het met ons eens zijn, dat een crediet van
de Nederlandsche Bank slechts uitstel van exe
cutie kan betekenen. Wij menen, in het licht
van de ervaring van de laatste jaren, het ten
zeerste te moeten bewijfelen of de schatkist
het, haar bijzondere hulpbronnen ten spijt, nog
langer dan dit jaar zal kunnen redden onder
voorbij gaan van de kapitaalmarkt.
Hieraan dient onmiddellijk te worden toege
voegd, dat de ernstige moeilijkheden, waarmede
de schatkist te kampen heeft, niet het gevolg-
zijn van een leven op te grote voet. De oor
zaak van het nijpend kastekort van het Rijk-
schuilt n.1. in hoofdzaak in de wijze, waarop
de afwikkeling van de geldsanering geschiedt.
De bijzondere heffingen mogen immers met
staatsschuld worden voldaan en voor zover van
deze faciliteit wordt gebruik gemaakt, vloeien
er uiteraard göen nieuwe middelen naar de
17