gadering werd tot oprichting besloten. De
voorzitter en de secretaris van 'de Gelderse
Maatschappij van Landbouw, de lieren Sickesz
en Staring, twee klinkende namen 111 de historie
van de Nederlandse landbouw, waren de eerste
leidsmannen. Gelijk alle begin was ook dat der
.Heidemaatschappij moeilijk. De eerste bestuur
ders, allen mensen uit de praktijk der landwin
ning, ondernemers van grote ontginningen en
droogleggingen, spaarden geen moeite om alom
in den lande begrip te wekken voor de nood
zakelijkheid van goed voorbereide landwinning
enerzijds en van een Maatschappij als deze
anderzijds, die voor het welslagen van land
winningen zeer veel nut kon afwerpen.
Het ging echter niet zoals men kon wensen.
Van de 1100 burgemeesters, die werden aan
gezocht om tot de Maatschappij toe te treden
of leden voor haar te werven in hun gemeen
ten, gaven er nog geen vijftig antwoord. Aan
liet einde van het oprichtingsjaar telde de
Heidemaatschappij een kleine 1400 leden
aanzienlijk minder dan die 4000, die de Deense
Maatschappij telde en die men in Nederland ook
geneigd was als een minimum te beschouwen.
Dat ledental liep echter spoedig omhoog. Toen
de Maatschappij haar gouden feest vierde, in
1938, telde zij bijna 9000 leden. In 1912- be
schikte zij over 400 man personeel, terwijl het
aantal door haar uitgebrachte adviezen in dat
jaar 1800 bedroeg tegen 80 in liet eerste jaar
van haar bestaan. Sindsdien groeide de Maat
schappij voortdurend. Na achtereenvolgens in
Arnhem, Wageningen en Utrecht te hebben ge
resideerd, nam zij in 1913 bij gelegenheid van
haar zilveren jubilé haar intrek in het grote
gebouw te Arnhem, waarin zij thans nog huist.
Zij werkt thans met 2000 functionarissen,
brengt in een topjaar ongeveer 11.500 adviezen
uit en geeft leiding aan een aantal arbeids
krachten, dat zelfs steeg tot boven de 50.000.
Dit opmerkelijke succes van de Nederlandse
Heidemaatschappij, die zich in geen enkel op
zicht het maken van winst ten doel stelde, valt
slechts te verklaren uit het feit, dat zij scherp
en vast de wonde plek van het landwinnings
wezen raaktehet gebrek aan goede voorlich
ting en aan goede, geoefende uitvoerders van
landwinnings- en verbeteringswerken. Het
verspreiden van meer gezonde begrippen aan
gaande heidecultuur en het zo ruim mogelijk
openstellen van de gelegenheid om deskundigen
te vormen, dat waren de eerste doeleinden, die
de geestelijke vaders van de Maatschappij zich
stelden.
Al spoedig bleek, dat de Maatschappij niet kon
blijven stilstaan bij het geven van adviezen,
maar dat ze ook zelf werken in uitvoering
moest nemen.
In het begin ging de belangstelling voorname
lijk uit naar ontginning van hoge gronden en
bos. In de loop der jaren werden ook de lagere
gronden in de plannen opgenomen. Deze gron
den werden waar mogelijk ontgonnen tot bouw
en grasland. Hieronder bevinden zich talrijke
grotere objecten. Tussen de jaren 1920 en 1940
werd ons bos- en landbouwareaal door de
Nederlandse Heidemaatschappij uitgebreid met
92.000 ha (dat is ongeveer tweemaal de opper
vlakte van de Noordoostpolder).
Omstreeks 1910 voerde de Maatschappij in ons
land het begrip „ruilverkaveling" in. Later was
de uitvoering van 90 der iruilverkavelings
objecten (omvattend ongeveer 21.000 ha) haar
werk.
Aansluitend op de ontginningen was het, ten
einde deze bewoonbaar te maken, noodzakelijk,
dat wegen werden aangelegd en gehouwen wer
den gesticht. De Maatschappij richtte daartoe
een speciale bouwkundige afdeling op, welke
zich bezig hield met bet ontwerpen en uitvoe
ren van moderne boerderijen en landarbeiders-
woningen. Wat de Maatschappij op dit speciale
gebied in de loop der jaren heeft bereikt, blijkt
wel zeer duidelijk uit het in 1941 uitgegeven
en bijzonder goed verzorgde boek „Boerderijen
in Nederland". Een keur van uitnemende foto's
met plattegronden en beschrijvingen toont,
beter dan lange verhalen, onomstotelijk aan,
welk een uitermate belangrijk werk ook in dit
opzicht door de Heidemaatschappij is verricht.
Van veel belang was ook haar bemoeienis met
de fruitteelt.
Veel deed de Maatschappij ook op het gebied
van grondverbeteringen, van egalisatie en drai
nage, met de voorbereidingen voor, de uitvoering
van of het toezicht op de uitvoering van grote en
kleine waterstaatkundige en cultuurtechnische
werken, met het in de ware zin des woords
baanbrekend werk, dat werd verricht om de
zoetwatervisserij tot grotere productiviteit te
brengen en zoveel meer.
Zoals vergeleken bij 60 jaar geleden op allerlei
gebied veel is veranderd, zo is dit ook het ge
val geweest met de werkzaamheden der Neder
landse Heidemaatschappij. De oppervlakte
woeste grond werd teruggebracht tot ongeveer
1 5