VREEDZAME EXPANSIE In dit verband mag ook liet z.g. „schoolsparen'' naar waarde worden geschat. Ook hierdoor vinden wij gelegenheid om „jong bloed" in de spaarbank te brengen. Er worden wel eens mo tieven aangevoerd, die aan het schoolspairen de betekenis trachten te ontnemen, doch altijd weer opnieuw grijpen de spaarbanken dit middel aan om zich die bronnen voor de toekomst te verzekeren. En deze vorm van propaganda is juist voor onze boerenleenbanken zo geschikt, omdat het verloop van de bevolking op het platteland veel geringer is dan in de grotere plaatsen. Ook achten wij de trouw aan de in stelling, waar men eenmaal met sparen is be gonnen, veel sterker dan in de steden. De uitvoering van het schoolsparen wordt door ue Centrale Bank mogelijk gemaakt en bevor derd door het gratis ter beschikking stellen van het materiaal, waarbij als spaarvorm de zegels en de zegelkaart zijn gekozen. Voor de locale banken zijn er derhalve geen kosten aan verbonden, doch wel (en daar gaat het voornamelijk om) tijd, energie en een flinke dosis enthousiasme en doorzettingsvermogen. Indien men het schoolsparen wil invoeren, dan zal dit terdege overwogen dienen te worden, wil men het werk na enige maanden niet zien verlopen. De werkwijze is weer afhankelijk van de medewerking, die men al of niet kan ver krijgen van het onderwijzend personeel. De door de Centrale Bank uitgegeven methode gaat van de stelling uit, dat het hoofd van de school cle zegels in voorraad houdt en ook admi nistreert, doch sommige banken doen het zó, dat de kassier of een bediende naar de school gaat en daar een korte zitting houdt met zijn zegels. Met goede wil en overleg is er altijd wel een passende methode te vinden. Wij Willen hier een volgende maal op terugkomen en de pirac- tijk van het zegelsparen bij de scholen bespreken. (Vervolg) Mi. J. II. Scholier, die op zijn landgoed „Scho- venhorst" bij Putten in 1848 zich reeds bezig hield met proefnemingen om de productiviteit van cle hoge heidegronden op te voeren door aanplant van binnen- of buitenlandse houtsoor ten, schreef in dit verband in zijn boek „Be schouwingen over het ontginnen van Heide- giouden dat men voor leiding en voorlichting diende te beschikken over „wetenschappelijk gevormde en tevens voor de uitvoering geschik te" personen. Zulke lieden dienden echter met zorg te wor den uitgezocht en gevormd. En niemand anders zich hiermede bezig hield (de Staat beschouwde het ontginnen van woeste gronden als niet tot zijn bemoeienis te behoren) konden de grote ontginners niet anders doen clan de handen ineen slaan en trachten door samenwerking tot stand te brengen, wat buiten liet bereik van cle enkeling bleek te liggen. Aan goede voorbeelden in het buitenland ont brak het niet. I11 1864 riep kolonel Dalgas de Deense Heidemaatschappij in het leven en naar haar voorbeeld werd enige jaren later in Slees wij k-Holstein de Haide Cultur Verein onge richt. Een oj) het gebied der ontginning zeer gezag hebbend Nederlander, de lieer F. B. Löhnis, toentertijd directeur van de Maatschappij van eldadigheid te Frederiksoord, bezocht in 1878 de Parijse wereldtentoonstelling en kreeg daar enige brochures in handen, die zijn aandacht vestigden op hetgeen aan heide-ontginniog werd gedaan in Denemarken. In zijn geest zag hij reeds op dit voetspoor „een Hollandse Heide maatschappij veflrijzen" en hij hoopte „dat invloedi ijke mannen de handen ineen zouden slaan om dit denkbeeld te verwezenlijken", oveituigd als hij was, „dat daardoor aan zijn vaderland' een werkelijke dienst zou worden bewezen". Zijn lioop ging in vervulling. In 1884 bracht het Landhuishoudikundig Con gres in zijn in Amersfoort gehouden vergade ring de ontginningen ter sprake en de Geldors- Overijselse Maatschappij van Landbouw schonk in het daarop volgend jaar eveneens aandacht aan deze zaak. Het was ten slotte laatstgenoemde Maatschappij, die liet initiatief nam en een commissie in het leven riep om te onderzoeken in hoeverre het Deense voorbeeld ook hier moest worden ge volgd. Door het uitgebrachte rapport geraakte de Gelclers-Overijselse Maatschappij van Land bouw ervan overtuigd, dat „de volheid dei- tijden" voor het landwinningswezen was aan gebroken en zij zette de beslissende stappen, die tot de .stichting van de Nederlandse Heide maatschappij leidden. In een op 5 Januari 1888 in de grote sociëteit te Arnhem gehouden ver- 14

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1949 | | pagina 14