schatkist. Daarnaast wordt geregeld geblok
keerd tegoed in investerings- en beleggingscerti
ficaten omgezet. De afwikkeling van dit proces
verloopt aldus, dat de banken schatkistpapier
laten aflopen (di.i. niet vernieuwen bij afloop) en
het vrijgekomen geld vervolgens weder naar de
schatkist overmaken ter betaling van de inves
terings- en beleggingscertificaten, waarin het
geblokkeerde tegoed door de rekeninghouders
wordt omgezet. oor de Staat komt een en
ander er op neer, dat kort lopende schuld
(schatkistbiljetten en schatkistpromessen) in
lang lopende schuld wordt omgezet. Zo is het
voor e'en groot deel te verklaren, dat van 31
December 1948 tot 14 Mei 1949 het uitstaande
schatkistpapier van 6.844 millioen tot
6.409 millioen (dus met 435 millioen) is
verminderd. Intussen was anderzijds het bedrag
der uitstaande investerings- en beleggingscer
tificaten (inclusief de inschrijvingen daarvan in
de z.g. schuldregisters) op 30 April j.1. tot to
taal rond 600 millioen gestegen, tegen rond
ƒ311 millioen einde 1948.
Uit deze cijfers blijkt tevens, dat 0111 en nabij
100 millioen schatkistpapier niet in lang
lopende schuld werd omgezet en door de ban
ken voor andere doeleinden (o.a financiering-
van het bedrijfsleven) moest worden bestemd.
In dit verband kan worden gewezen op de
mogelijkheid waarop ook in het jaarverslag-
van de Nederlandsche Bank werd gezinspeeld
dat banken en andere financiële instellingen
tegenover aflopend schatkistpapier hoger ren
derende grootboekschuld en investeringscertifi
caten van particulieren kochten.
De door het Centraal Bureau voor de Statistiek
gepubliceerde cijfers omtrent de stand van de
nationale schuld spreken een nog duidelijker
taal. Hieruit blijkt 11.1, dat de gevestigde
binnenlandse schuld van 1 Juli 1948 tot 1 April
1949 verminderde van 7.407 tot 7.186
millioen, de vlottende binnenlandse schuld van
1 Januari 1948 tot 1 April 1949 van 12,77
milliard tot 11,15 milliard. De vorderingen
van 's Rijks kas zijn van 1 Februari 1949 tot
1 April j.1. van 2.529 tot 2.167 millioen
Datum 15 Dec. 18 Febr.
3—3/2
'r Nederland 1947
97 V*
97
3
Nederland 1962/64
met belast, fac.
98u/i„
97
7.
3
Investeringscert.
98 Vu
97
3
Nederland 1937
97 Y*
97
3
$-lening 1947
TOO 7,0
7,o
NAV.S.
80"/16
80
7,o
3
Tndië 1937 A
96
96
teruggelopen. Daar hiermede weder nagenoeg de
laagste stand is bereikt, welke tot dusverre
(na de oorlog) is voorgekomen, wordt de in
druk versterkt, dat het Rijk niet veel arm
slag meer heeft. Want evenals bij een gewoon
bedrijf is er ook bij de debiteuren van het
Rijk een blijvende kern, een grens dus, die prak
tisch niet of nauwelijks kan worden ver
laagd.
ij wezen terloops reeds op de toenemende be
hoefte aan investeringsmiddelen van het be
drijfsleven, dat zodoende als concurrent van
de schatkist optreedt en haar moeilijkheden
vergroot. Enerzijds stijgen de debiteurensaldi
der banken als gevolg van de grotere crediet-
verlening, anderzijds nemen de creditsaldi, dus
de vorderingen op de banken, af, zowel ten ge
volge van de belastingbetalingen als van de
middelenbehoefte voor financiering van de be
drijven. Ook hierdoor 'wordt de spoeling voor
de schatkist dunner.
Een blik op de koersen van de hieronder ver
melde fondsen doet ons zien, dat het herstel
op de staatsfonds'enmarkt ondanks de krappe
schatkist nog steeds voortduurt. Dit verschijn
sel kan voornamelijk worden verklaard door de
belangrijke steun, die de beleggingsmarkt onder
vindt van de belastingaankopen. Een juiste
beoordeling van de werkelijke vraag- en aan-
bodisverhoudingen is niet mogelijk, zolang de
belastingaankopen op grote schaal voortduren
en het Rijk tegelijkertijd op kunstmatige en
ongezonde wijze, onder voorbijgaan van de ka
pitaalmarkt, in haar behoeften blijft voorzien.
Zoals wij evenwel hebben gezien, kan hiermede
niet tot in lengte van dagen worden voortge
gaan. Ook in dit geval gaat de kruik net zo
lang te water, tot zij breekt. In het licht van
deze zekerheid blijft een voorzichtige beleg-
gingspolitiek voor particuliere personen even
zeer als voor particuliere instellingen en bedrij
ven geboden. Beide categorieën dienen, ter voor
koming van verliezen, hun vlottende middelen
thans op zo kort mogelijke termijn uit te
zetten.
7 Maart
21 Maart
8 April
22 April
20 Mei
96 7,o
97 7,o
97
9^7,0
97 7»
9b 7,o
98 ,A
98
98 7.
98 7<
9b 7*
97 7»
97
9b 7s
97 V*
95 7s
96"/,.
97 7,o
97 7,0
97 Vu
98 7.
98 1 h
IOO 7 8
104 7,
79 74
7/7,o
79 Vs
80 7i„
80 7»
94 7,
94"/,.
94 7s
9317
95 V*
18
100
2/
TOT