VREEDZAME
EXPANSIE
want liet door het landbouwcredietwezen even
tueel niet kunnen voldoen aan de eis van liqui
diteit zou funest zijn.
Hierna kwam de heer Visser aan een bespre
king van functie en taak van de Centrale Bank
als bankier, middelenreservoir, girocentrale, con
trole-orgaan en raadgeefster der aangesloten
banken.
Vervolgens besprak de heer isser de op het
coöperatieve landbouwcredietwezen uitgeoefende
critiek, eerst die van de zijde dergenen, die niet
tot het coöperatieve kamp behoren (zoals Ne
derlandse Bank, commercieel bankwezen en
economen), daarna de critiek uit eigen kamp.
Gewezen werd op de noodzaak om deze critiek,
voorzover zij als juist kan worden beschouwd,
ter harte te nemen.
Ten slotte besprak de heer isser nog in het
kort enkele andere landbouwcredietinstellingen
als de coöperatieve zuivelbanken te Leeuwarden
en Alkmaar, de Coüp. Grondkapitaalbank voor
de landbouw te Utrecht, de N.\ Boeren-I lypo-
theekbank te Eindhoven en het Gemeenschappe
lijk Bankkantoor te 's-Gravenhage.
Na deze met aandacht aangehoorde inleiding
werd van de zijde der landbouworganisaties het
woord gevoerd door de heren 1'. v. d. Heuvel
(Afd. Holland-Brabant van de C.B.T.B.), Ir.
MA. Geuze Zeeuwse Landbouwmaatschappij
H. R. Starke (Groninger Maatschappij van
Landbouw), H. Dekker (Bond van kleine boe
ren), G. J. M. Enserink (Afd. Gelderland van
de C.B.T.B.), N. Addens (Holl. Maatschappij
van Landbouw), Y. K. Tamminga (Afd. Fries
land van de C.B.T.B.), L. G. Oldenbanning
Drents Landbouw Genootschap) en G. v. d.
Lev (Geld. Maatschappij van Landbouw).
In het begin van het jaar 1948 bestond de Ne
derlandse I leide-Maatschappij zestig jaar. Helaas
konden wij door een samenloop van verschil
lende omstandigheden toentertijd hieraan niet
die aandacht wijden, welke dit feit ongetwijfeld
verdiende te hebben.
Wij stellen bet daarom ten zeerste op prijs als
nog van dit jubileum melding te maken. Immers
wat heeft inzonderheid ook de Nederlandse land
bouw niet zeer veel te danken aan het werk van
de I leide-Maatschappij
Bij de aanvang van de negentiende eeuw lag
Nederland voor ten minste een derde, mogelijk
De beschikbare plaatsruimte laat helaas niet toe
de verschillende onderwerpen en (Hinten, welke
door de bovengenoemde sprekers naar voren
werden gebracht, hier weer te geven. Daarom
moge volstaan worden met te vermelden, dat d,
sprekers beantwoord werden door de heren
Visser, Hooft Graafland, Mr. W. Rip, lid van
het bestuur en Ir. J. S. Keyser, lid van de
directie der Centrale Bank.
fn het algemeen kan gezegd worden, dat de dis
cussie een prettig en vlot verloop had en dat de
vrije en ongedwongen bespreking van allerlei
punten verhelderend heeft gewerkt.
Het was ten slotte de heer Geuze, die namens
de uitgenodigde landbouworganisaties zijn dank
betuigde voor de geboden gelegenheid tot con
tact. In het bijzonder dankte de spreker de heer
Visser voor diens inleiding. De heer Geuze was
ervan overtuigd, dat deze middag had mede
gewerkt tot een wederzijds beter begrip en dat
het bestaan van nauw contact tussen landbouw
organisaties en landbouwcredietwezen tot voor
deel zou kunnen strekken van de boerenstand
en van het gehele platteland.
De voorzitter betoonde zijn erkentelijkheid voor
de woorden van de heer Geuze. Spreker was er
verheugd over, dat men vanmiddag geen blad
voor de mond had genomen, maar dat er rond
uit was gesproken en geantwoord. Alleen op die
wijze'is opheldering en begrijpen mogelijk.
Verder deelde de voorzitter mede, dat het in de
bedoeling ligt om bet contact met de landbouw
organisaties te bestendigen door bet van tijd tot
tijd houden van bijeenkomsten als de onder
havige. Contact is nodig om wederzijds te weten
te komen wat er leeft en wat er nodig is. Onder
dankzegging aan de aanwezigen voor hun komst
sloot de voorzitter de vergadering.
zelfs voor nagenoeg de helft woest en ledig
Geen enkel gewest, waar niet duizenden mor
gens grond lagen, ,,die sedert derzelver eerste
wording altijd de hand der nijverheid ontdoken
en niets dan een weinig dorre heide en schraal,
slecht gras voortbrachten." Aldus schreef in
1813 de Franse intendant voor economische
zaken d'Alphonse, die becijferde, dat de grootte
der woeste gronden (waaronder begrepen rnoe-
Voor dit artikel werden door ons verschillende
gegevens ontleend aan de boeken,,Hoe Nederland
groeide" van Hans Hermans, „Landbouw" van
Ir Maltha en aan verschillende tijdschriftartikelen.