SO' cotmecj vtcviKes
In 1931 stelde de algemene vergadering van de
Centrale Bank een zogenaamde dispensatie
regeling voor alle aangesloten boerenleenbanken
vast. Het doel van deze regeling, die in het
„Handboekje" in haar geheel, voorzien van toe
lichtingen, is opgenomen, was en is de liquiditeit
van iedere boerenleenbank afzonderlijk en dus
van de organisatie in haar geheel te bewaken.
Hiervoor gelden twee normen, die, hoewel on
derling van karakter verschillend, toch als één
geheel moeten worden gezien. Ten eerste moet
een bank steeds de goedkeuring van de Centrale
Bank vragen als het totaal bedrag aan voor
schotten op lange termijn (d.i. met een langere
looptijd dan 10 jaar) plus dat gedeelte van de
debetsaldi in lopende rekening, dat als bevroren
moet worden aangemerkt, méér is dan 50 °/o
van het laagste bedrag aan spaargelden gedu
rende de laatste 3 boekjaren. Ten tweede is de
goedkeuring vereist als het totaal van voor
schotten en geopende credieten méér bedraagt
dan 80 °/o van de middelen der bank (spaar
gelden, deposito's in lopende rekening en
reserve).
Daarnaast is in de statuten van de locale banken
bepaald, dat steeds de goedkeuring van de
Centrale Bank nodig is in de volgende gevallen
a. voor voorschotten en credieten, waarbij
effecten in onderpand gegeven worden, an
ders dan ten laste van of volledig gegaran
deerd door Nederlandse publiekrechtelijke
lichamen (art. 3 sub 4)
b. voor voorschotten en credieten aan rechts
personen en vennootschappen onder firma
(art. 3 sub 6a).
c. voor uitleningen aan leden van bestuur en
raad van toezicht en aan de kassier (art. 3
sub 6b).
(ook voor borgstellingen, aan te gaan door de
onder b. en c. genoemden, is goedkeuring
vereist).
Voorts bevatten de artikelen 5a en 6, lid 2 en 3,
nog een aantal gevallen, waarvoor de Centrale
Bank haar goedkeuring moet geven. Deze zijn
echter niet direct van belang in het kader van
dit artikel.
De waarde der medezeggenschap, door de leden-
banken aan de Centrale Bank toegekend bij de
VAN DE DISPENSATIEREGELING
DER CENTRALE BANK
door de locale banken te volgen credietpolitiek,
kan niet hoog genoeg worden aangeslagen.
Het is toch duidelijk, dat de toelaatbare maxi
mumgrenzen van credietverstrekking en de
mate van liquiditeit binnen de grenzen van elke
bank afzonderlijk, het best kunnen worden be
oordeeld door een instantie, die een overzicht
heeft over de gehele organisatie en die door
middel van haar afdeling statistiek maandelijks
de totaal-situatie nauwkeurig kan beoordelen.
De beoordeling van credietaanvragen door de
Centrale Bank beperkt zich echter niet uit
sluitend tot de in de dispensatieregeling gestelde
liquiditeitsbescherming.
De Centrale Bank maakt gebruik van haar er
varing op velerlei gebied, door de banken van
advies te dienen inzake de juridische vorm van
het crediet, de inrichting en redactie van akten,
beoordeling van statuten, het stellen van aflos-
sings- en credietinperkingen, het geven van
wenken in verband met de deblokkeringsvoor
schriften, zegelrecht, enz. enz.
Ook wat betreft de organisatorische problemen
geeft zij raad.
Zeer omvangrijk is de correspondentie, het
telefonisch en mondeling contact inzake te
stellen zekerheid van allerlei aard, het bescher
men van de vastgestelde werkkringen der locale
banken, de diensten, bewezen bij het bepalen
der waarde van polissen, effecten, enz. Voort
durend wordt aandacht geschonken aan de aard
en bestemming van de uitleningen, vooral voor
zover zij min of meer buiten de agrarische sfeer
vallen.
Ook de rentabiliteit van de locale banken speelt
uiteraard een grote rol. De Centrale Bank treedt
adviserend (als het nodig is, gezaghebbend) op
om de harmonie in de rentevoet niet te verstoren
en in voorkomende gevallen naar haar oordeel
onjuiste credietverlening te voorkomen.
Deze nauwe en (wij kunnen het met blijdschap
constateren) zeer gelukkige en in het algemeen
gewaardeerde samenwerking tussen locale ban
ken en Centrale Bank heeft echter, naar wij hier
en daar menen op te vangen, tot minder juiste
opvattingen geleid. Men kent n.1. aan de Cen
trale Bank een zekere verantwoordelijkheid toe
ten aanzien van credieten en voorschotten, waar
voor zij haar goedkeuring verleende.
9