schaal van de hand zou doen. Noch het een, noch het ander, is tot dusverre uitgekomen. De be trekkelijk geringe omvang van het aanbod wijst erop, dat voor een zeer scherpe koersdaling der staatsfondsen in de naaste toekomst, b.v. met 10 °/o of meer, nauwelijks wordt gevreesd. En op goede grond. De verkopers hebben immers de zekerheid, steeds één groep vragers n.1. degenen, die nog aanwasbelasting en heffing in eens moeten betalen tegenover zich te zullen vinden. Kunnen deze belastingplichtigen het aanbod niet opnemen, dan komt al spoedig men zie de les van de eerste dagen van Maart een tweede schare liefhebbers, die der institutio nele beleggers (levensverzekeringsmaatschap pijen, pensioenfondsen, spaar- en landbouw- banken) tzich aandienen. Deze tweede groep heeft des te meer belangstelling, naar mate een werkelijk rendement, dus een werkelijke rente, van 3/2 op de te beleggen bedragen, wordt benaderd. Bijgevolg vormt het koerspeil, dat overeenstemt met zulk een reële rentevergoeding- als het ware een tweede weerstandslinze, wan neer wij de kooplimites van de belastingbetalers als frontlinie beschouwen. Als derde weerstandslinie heeft het Rijk dan nog het middelenreservoir der Rijksfondsen en van de Rijkspostspaarbank achter de hand. Waarbij men erover kan redetwisten in hoeverre laatst bedoelde aankopen al of niet als kunstmatige steunverlening moeten worden beschouwd. Het Grootboek 1946 moet 94 noteren om een rendement van 3/2 °/c netto op te leveren, terwijl de 3/3>4 lening 1947 wanneer wij ervan uitgaan, dat deze in 1957 automatisch 3/2 °/o rente gaat dragen bij een koers van Datum: 15 Juli 16 Sept. 3—3/2 9 v Nederland 1947 987/ 97 V» Nederland 1962, '64 met belast.fac. 98% 98 3% Investeringscert. 97V1» 97 V 3 Nederland 1937 97 7A 3% $-lening 1947 N.W.S. 81 7s 3 Indië 1937 A 93V 8 94 7-» Welke les kan 1111 uit de geschetste ontwikkeling worden getrokken In de eerste plaats deze, dat van een blijvende verhoging van de rente bij belegging in staatsfondsen tot een peil van y/2 voorshands nog geen sprake is. De weer stand, die de markt heeft getoond, vormt een nieuwe troef voor de minister van Financiën, om vooralsnog aan de politiek van het goedkope 97.1 reeds een totaal rendement van 3 waarborgt. Toen, op 7 Maart, een laagste stand van 957/s voor de gestaffelde lening werd be reikt, leverde deze zelfs een theoretisch rende ment van omtrent 3% °P- Op het eerste gezicht doet het wellicht wat vreemd aan wij besparen de lezer maar de ingewikkelde wiskundige berekening van de ge noemde rendementen dat voor het Groot boek 1946 reeds een ommekeer intrad, toen een koers van 94was bereikt, terwijl dit fonds eerst bij een prijs van 94 een rendement van y/2 afwerpt en de lening 1947 zó vèr daalde (zie boven), dat hierop een rendement van bijna 3/ kon worden verkregen. De verklaring is drieërlei: kennelijk was de belastingvraag over wegend en werd hierdoor een nóg sterkere daling van het Grootboek 1946 verhinderd; en daarnaast heeft bij institutionele beleggers waar schijnlijk eveneens enige voorkeur bestaan voor het Grootboek 1946 wegens de periodieke af lossingen -tegen too die daarop plaats vinden, waartegenover de aflossing door in koop ter beurze bij een koersdaling beneden 97 die voor de lening 1947 is voorzien, on gunstig afsteekt en ten slotte schijnt het mate riaal, hetwelk de particuliere vraag overtrof vlot door de overheidsinstanties te zijn opgenomen. Wij hebben, om het geval niet nóg ingewikkel der te maken, hierboven slechts het koersverloop van de twee belangrijkste staatsfondsen van het ogenblik onder de loupe genomen. Zoals men echter in de opgenomen koerstabel ziet, hebben de andere staatsfondsen •zich nauwkeurig bij deze koersbeweging aangepast 1 5 Nov. 15 Dec. 18 Febr. 7 Mrt. >7 7* 97 7-i 97 96 7i« 97 7i« 99 7» 97/ 98 Zr 97 7» 98 7« 97 96 7« 97 7» 97 V* 97 97 95 7_ s 9611 98 7« 98 7^ 8oiy« 79 95 Vs 96 96 94 geld te blijven vasthouden, terwijl de overheid kennelijk van plan is een wakend oog in het zeil te blijven houden en door steunaankopen een scherpe inzinking van het koerspeil zo lang mogelijk te verhinderen. Niettemin heeft de reactie, die gedurende de eerste vijf beursdagen der vrije verhandeling van het Grootboek 1946, bij een omzet van nog geen 13/ millioen, is 3 98/16 1 O I 7/s ioi1/1k 2/ Bi1/» 21 Mrt. 98"/ 1U 96 716 99™ 1« IOO /ie lOo/in 8013/16 80/ 10 7917i6 9/716 17

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1949 | | pagina 17