30 Juni 1939 op cle spaarrekening staande van dezelfde houder als de optierekening, doch niet meer dan het saldo van de geblokkeerde spaar rekening ten name van diezelfde houder op het moment der omzetting in optiereker.mg, doch in geen geval meer dan 10.000.In de uitvoe ringsbeschikking wordt uitsluitend gesproken van optierekeningen, ontstaan ingevolge art. 2 en overboekingen naar beleggingsrekening inge volge art. 4 lid 1 der wet afwikkeling geldzuive- ring; van optierekeningen, ontstaan volgens art. 2 der beschikking afwikkeling geldzuivering 1947 of overboekingen naar beleggingsrekening ingevolge art. 4 lid 1 dezer beschikking wordt niet gesproken. Strikt genomen is de overboe king van meer dan 3.500.alleen mogelijk van die optierekeningen, die ontstaan zijn krach tens de wet afwikkeling geldzuivering, dus na 9 Februari 1949. Het is o.i. volkomen duidelijk, dat dit niet de bedoeling is en dat dus ook voor optierekeningen, ontstaan vóór 9 Februari 1949, de vergunning aangevraagd kan worden en deze vergunning, mits aan de voorwaarden wordt voldaan, verleend zal worden. In het in te dienen aanvraagformulier moet worden opgegeven i°. het saldo der spaarrekening per 30 Juni 1939 2°. liet saldo der geblokkeerde spaarrekening- op het moment der omzetting in optiereke ning (het beginsaldo der optierekening); 3°. het saldo der optie(spaar)rekening, op het moment der aanvrage; 4°. het bedrag, dat reeds ten laste van de optie rekening naar beleggingsrekening werd overgeboekt. Uit de in art. 2 der uitvoeringsbeschikking ge geven regeling vloeit dus ook voort, dat het niet terzake doet of tussen 30 Juni 1939 en het moment, dat de geblokkeerde spaarrekening in een optierekening werd omgezet, het saldo der spaarrekening belangrijk lager is geweest, b.v. op een gegeven ogenblik slechts een saldo van enkele guldens heeft aangewezen. Bovendien vloeit eruit voort, dat wat het maxi mum over te boeken bedrag betreft, niet van invloed zijn bedragen, die na de omzetting dei- geblokkeerde spaarrekening in optierekening nog op die optierekening zijn bijgeboekt. De door de Ned. Bank af te geven vergunning houdt vanzelfsprekend het bedrag in, dat alsnog mag worden overgeboekt, liet spreekt ook vanzelf, dat voor het reeds naar beleggingsrekening overgeboekte bedrag moet worden opgegeven het ten laste van de optie rekening afgeschreven bedrag, dus indien deze overboeking na 1 Juni 1948 plaats heeft gevon den het totale bedrag zonder aftrek van de 20%, die meteen vrijgegeven mochten worden. I11 het tweede lid van art. 2 der uitvoerings beschikking wordt ontheffing, doch uitsluitend voor dit geval, verleend van het verbod voor het verrichten van een tweede overboeking naar beleggingsrekening. Een paar voorbeelden ter toelichting. 1) a. Saldo der spaarrekening per 30 Juni 1939 1.000. b. Saldo der geblokkeerde spaarrekening op het moment der omzetting in optiereke ning 6.000.—. De thans besproken regeling is niet van toe passing. Volgens art. 4 lid 1 der wet afwik keling geldzuivering mag hoogstens 3.500.naar beleggingsrekening. 2) a. Saldo der spaarrekening per 30 Juni 1939 8.000.— b. Saldo der geblokkeerde spaarrekening op moment van omzetting in optie rekening 9.000. c. saldo der optie(spaar)reke- ning op heden 10.000. d. reeds naar beleggingsreke ning 3-5°°- Naar beleggingsrekening mag hoogstens g.ooo.(zijnde het laagste bedrag), zodat na aftrek der reeds overgeboekte 3-5°°- vergunning wordt gegeven voor overboe king van nog 4-5°°- 3) 8.000.— b7-°°° 10.000. d3-500-— Naar beleggingsrekening mag worden over geboekt maximaal 7.000.zodat nog vergunning wordt verkregen voor een tweede overboeking van 3.500.—. Voor de compensatieregeling ingevolge art. 7a geldt thans het volgende. Ten laste van de optierekening kan overschrij ving plaats vinden ten gunste van een vrije reke ning bij een bank, staande ten name van de Compensatie

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1949 | | pagina 11